oktober 1980
e. Brief d.d. 14 september 1980 van de heer F. van Rooij te Veldhoven
inzake het gevaar-aantrekkend karakter van militaire vliegvelden, met
het voorstel deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! U kunt zich voorstellen dat deze
brief ons uit het hart is gegrepen. Het is daarom ook teleurstellend,
dat het college niet ingaat op de laatste zinsnede van de brief, waarin
wordt gesuggereerd, dat het college toch eens ernst moet maken met de
bestudering van het onderwerp in kwestie, wat ons betreft met betrekking
tot Soesterberg. Wij vinden het jammer dat is voorgesteld de brief voor
kennisgeving aan te nemen. Daaruit blijkt dat de hierin naar voren ge
brachte geluiden het ene oor ingaan en het andere oor uitgaan. Wij vin
den de brief toch wel zeer belangrijk. Vandaag staat in de Gooi- en
Eemlander weer een heel stuk over de huizenbouw in Soesterberg, waarin
onder meer staat dat die zaak de zorg van het college is. Die zaak
heeft alles te maken met het militaire vliegveld dat daar ligt en de
geluiden die daar vandaag ook weer geproduceerd worden door straaljagers
en ander oorlogstuig. Wij onderschrijven de onderhavige brief dan ook
van harte
De heer BEIJEN: Mijnheer de voorzitter! Als de heer Visser de geschie
denis van Soesterberg en zijn ontstaan zou bestuderen, zou hij weten
dat zonder het vliegveld Soesterberg op dit moment niet zou hebben be
staan.
De VOORZITTER: De raad neemt nota van deze opmerkingen.
Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeenkomstig hetgeen daar
omtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld.
f. Brief d.d. 23 september 1980 betreffende de inzending van de jaarre
kening en het jaarverslag over 1979, met voorstel deze brief voor ken
nisgeving aan te nemen.
g. Brief d.d. september 1980 van de Stichting Internationaal Verzets-
congres 1980 te Doorwerth inhoudende een dankzegging voor de finan
ciële bijdrage met voorstel deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
Met betrekking tot deze beide stukken wordt besloten overeenkomstig
hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld.
Vragenhalfuurtje
De VOORZITTER: Dames en heren! Er zijn onder andere vragen van mevrouw
Blommers inzake de straatverlichting binnengekomen.
Wenst mevrouw Blommers een korte toelichting te geven?
Mevrouw BLOMMERS-BIEZENO: Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat de vra
gen erg duidelijk zijn. De directe aanleiding ertoe is, dat er gewoon
geklaagd is over het feit dat trappenhuizen die door zovelen bewandeld
moeten worden, niet verlicht zijn, waarbij werd gewezen op het feit dat
omliggende gemeenten de straatverlichting veel eerder ontsteken.
Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! De eerste vraag van me
vrouw Blommers luidt als volgt:
"Is het het College bekend dat de straatverlichting momenteel pas
na het invallen van de duisternis aangeschakeld wordt?"
De straatverlichting wordt altijd ingeschakeld na zonsondergang. Wij
hebben een contract met de PUEM. In vorige jaren werd de straatver
lichting altijd ingeschakeld een kwartier na zonsondergang. Per 1 ja
nuari 1980 is daarin een kleine wijziging gekomen, die het volgende
inhoudt. Vanaf 1 januari tot en met 14 februari wordt de avondverlich
ting een kwartier na zonsondergang ingeschakeld, vanaf 15 februari tot