oktober 1980 aanpassingen te maken. Wij moeten dat eens rustig bestuderen; het lijkt mij wat snel om nu meteen te zeggen dat wij iets anders doen dan thans door het college is voorgesteld. Ik zou dus willen vasthouden aan het voorstel, ook al omdat de verordening nog maar zo kort van kracht is en het voorstel past in het beleid zoals het gevoerd wordt. Maar ik ben bereid om de opmerkingen van de heer Oldenboom eens even te bespreken ook op de afdeling en ze even ter sprake te brengen in de commissie fi nanciën en grondbedrijf. De heer OLDENBOOM: Kan dat binnen twee maanden gebeuren, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Dat lijkt mij wat snel, want wij hebben, zoals u weet, het op dit moment buitengewoon druk met vele financiële zaken. De heer OLDENBOOM: Doet u dan eens een uitspraak. De VOORZITTER: Ik heb gezegd dat ik in de loop van het jaar 1981 De heer OLDENBOOM: Ja, maar dat vind ik te lang. De VOORZITTER: Dat vindt u te lang, maar dan wijs ik op de grote belas ting van de ambtenaren die op het ogenblik op de afdeling financiën het buitengewoon druk hebben, zoals u zult weten. Wij zullen het doen en als het gewenst is, komen wij volgend jaar met aangepaste voorstellen. Laten wij het daarop houden, laten wij het erop houden dat dat in ieder geval dan mogelijk is, dat in ieder geval het overleg dan afgerond is bij de voorstellen voor volgend jaar. De heer OLDENBOOM: Ik vind dit toch een betrekkelijk matige reactie, mijnheer de voorzitter. Het moet op zich zelf voor u niet moeilijk zijn om dit eens eventjes te bekijken en te zeggen of de door mij genoemde termijn van drie jaar niet naar vijf jaar kan worden gebracht. Het lijkt mij dat u daar niet een jaar over behoeft te doen. De VOORZITTER: Het gaat hier om het wijzigen van een verordening en dergelijke zaken. Het lijkt mij verstandig dat goed en zorgvuldig te be kijken en als het nodig is, de aanpassing volgend jaar aan te brengen en dat niet op dit moment te doen. Heeft dit de instemming van de raad? Ik constateer dat dat het geval is. Akkoord, dan doen wij het zo. Dames en heren. Dat de privacy van de bevolking in haar algemeenheid in de administratie van de gemeente moet worden gewaarborgd, is iets dat ik voor honderd procent onderschrijf. Dit moge voor één keer duidelijk gezegd zijn. De abonnementen die nu in punt 26 van de onderhavige legesverordening zijn genoteerd met verhogingen, betreffen naar ik heb gehoord alleen de gezondheidszorg. Wat dat betreft meen ik dat daarmede in ieder geval al een beperking is aangebracht. Klopt dit, mevrouw Van Stiphout? Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Wij hebben indertijd in de raad afgesproken, mijnheer de voorzitter, dat bevolking alleen nog maar echt voor bevolkingsonderzoeken voor gezondheidszorg en voor de consul tatiebureaus opgaven geeft. Er worden dus echt alleen maar in de ge zondheidssfeer nog opgaven verstrekt. Maar in de onderhavige verorde ning is per ongeluk gewoon de oude tekst overgenomen. Mevrouw KORTHUIS-ELIONMisschien kan de tekst dan voor alle zekerheid wat worden aangepast. De VOORZITTER: Ja, dan stel ik voor dat wij in ieder geval in deze zin het voorstel lezen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: En dan aanpassen. 12

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 209