december 1980
niet iedereen op eigen houtje op dit terrein bezig is en dat hier zo
snel mogelijk een gecoördineerde aanpak tot stand komt.
Mijnheer de voorzitter, de ditmaal gevolgde gefaseerde aanpak bestond
uit: een eerste aanzet prioriteitenstelling welzijnssector, dan priori
teitenstelling overige sectoren, begrotingsbehandeling, totaal finan
cieel beeld en eventueel opnieuw prioriteitenstelling. Wij vinden dit
hoogst onbevredigend. Wij zouden het college willen verzoeken een
dergelijke behandeling een eenmalige vertoning te laten zijn.
De heer VERHEUS: Mijnheer de voorzitter! Ik wil beginnen met een
woord van waardering uit te spreken aan het adres van de commissie
welzijnsplanning. Die heeft in betrekkelijk korte tijd een heleboel
werk verricht. Zoeven is opgemerkt: De inspraak is niet zo goed tot
haar recht gekomen. Wanneer je afgaat op de door de bevolking getoon
de belangstelling, zou je zeggen dat een groot deel van de bevolking
de slogan heeft: Uw en ons welzijn zal ons een zorg zijn. Er is nl.
slechts bitter weinig belangstelling door de bevolking getoond.
Hetgeen wij voor ons hebben, getuigt echter toch wel van een gedegen
stuk werk.
Wij kunnen ons geheel aansluiten bij de door de heer Jonker naar vo
ren gebrachte visie met betrekking tot punt 4 (subsidie peuterspeel
zalen) van het hoofdstuk "Maatschappelijke dienstverlening"
Wat betreft de door de heer Visser ingediende motie: ik denk dat
wij daar nauwelijks behoefte aan hebben. Tenzij er van de kant van
het college nog een andere visie naar voren wordt gebracht, zal die
motie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onze steun niet
hebben.
Er is opgemerkt: De commissie welzijnsplanning heeft natuurlijk een
lijst met wensen gemaakt. Terecht. Aan de andere kant moeten wij ons
realiseren dat ook bij de gemeente een gulden slechts één keer uitge
geven kan worden. Dat geldt zeker in deze tijd. Wanneer niet alle
wensen in vervulling gaan, mogen wij toch veronderstellen dat de le
den van de commissie welzijnsplanning daar alle begrip voor kunnen
opbrengen. Je moet natuurlijk ergens prioriteiten stellen. Daarbij
kun je in het ene geval een bepaalde wens honoreren, maar zul je in
het andere geval iets moeten afwijzen. Ik geloof dat het een goede
zaak is, dat je als bestuurder ook "neen" durft te zeggen. Het is na
tuurlijk het meest aantrekkelijke om iedere wens in te willigen, maar
dat kan nu eenmaal niet. Ik denk dat wij met het ons nu voorgelegde
plan aan de grens van onze mogelijkheden zitten.
De heer EBBERS: Mijnheer de voorzitter! In de financiële commissie
heb ik mij verklaard tegen punt 2 (subsidie vereniging Soesterbergs
Belang) van het hoofdstuk Cultuur en educatie". Ik blijf bij dit
standpunt. Mijn opmerking over de publicaties in het blad van deze
vereniging geldt nog steeds. Door een van de door mij in de commissie
bedoelde personen is nog niet zolang geleden een brief gericht aan
Soesterbergs Belang, waarop betrokkene niets gehoord heeft.
De subsidie aan Soesterbergs Belang blijft overigens voor mij ook
nog een nieuwe aanzet in het beleid. Het gaat mij dan niet om de
grootte van het bedrag. De wijze van subsidiëren is echter een aparte
vorm: 50% van het contributiebedrag. Zo is het met de WV indertijd
ook begonnen. Daarbij is de ontwikkeling geweest: 50%, 100%, 150%,
200%. Ik vind dit een onjuiste wijze van subsidiëren. Beter ware het
geweest - u heeft daarvoor via het punt 19 van het hoofdstuk "Cultuur
11