december 1980
geld vrij te krijgen om het vanavond door een aantal mensen naar vo
ren gebrachte voorstel te realiseren.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter! Het is bepaald niet
mijn bedoeling het te derven bedrag uit de gemeentekas te betalen. Ik
vind dat wij als gemeenten in geheel Nederland - het betreft nl. niet
alleen Soest - bij de minister een protest moeten indienen. Als de
mensen met hoge inkomens het voor elkaar krijgen dat zij niet behoe
ven in te leveren, waarom zou dan niet hetzelfde voor normale mensen
voor elkaar zijn te krijgen? Ik heb in de oorlog ook wel eens voor
schriften voor mijn neus gekregen, waar ik het niet mee eens was!
Hetgeen nu gebeurt vind ik ten hemel schreiend. Wanneer de regering
zegt dat de minimumloners niet gepakt zullen worden, vind ik het
schandalig dat die nu op deze manier toch gepakt worden. Daartegen
moeten wij bij de minister een protest indienen. De consequenties
moeten niet via de gemeentegelden opgevangen worden; dat is logisch!
De heer EBBERS: Maar u weet toch dat je als gemeente het betrokken
bedrag eenvoudigweg moet afdragen aan de Gasunie. Daar kom je gewoon
niet onderuit.
De heer VAN DEN BRAKEL: Maar dan moet men de hierdoor gemaakte
winsten niet bij de Shell en de Esso gaan inleveren!
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Ik handhaaf mijn standpunt.
In tegenstelling tot mevrouw Korthuis wil ik bij bepaalde gelegenheden
toch iets verder denken dan uitsluitend tot de gemeentegrenzen. Laat
het gasbedrijf via het gemeentebestuur maar eens pootaan gaan spelen
bij de hogere overheid. Ik vind het niet juist om op de onderhavige
manier voor de zoveelste keer een prijsverhoging maar weer goed te
keuren. Daar doe ik niet aan mee.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarbij
wordt aangetekend dat de heer Van den Brakel, mevrouw Van Gelder-
Cornelissen, de heren Kingma, Nuijten, mevrouw Van Stiphout-Croonen-
berg, mevrouw Tomassen-Holsheimer en de heer Visser geacht wensen te
worden te hebben tegengestemd.
De VOORZITTER: Dames en heren! Nu wij aan het einde van deze raads
vergadering zijn gekomen, is er een moment van afscheid aangebroken.
Ik verzoek de notulist de pen neer te leggen. Dit afscheid gaat hem
nl. rechtstreeks aan.
U bent, mijnheer De Jong, altijd stil in deze raad; u luistert altijd
naar hetgeen hier gezegd wordt. U gaat ons thans verlaten. Dat heeft
een zakelijke reden. Wij hebben nl. tot een andere manier van verslag
legging besloten. Daarom gaan wij uit elkaar.
Ik wil gaarne zeggen dat wij als raad altijd bijzonder op prijs heb
ben gesteld de wijze waarop vanaf februari 1947 eerst uw vader en la
ter u de verslaglegging van het gesprokene in onze vergaderingen heb
ben verzorgd. Het gaat hier om een heel lange periode en dan is het
juist daarbij even stil te staan.
Ik wil u graag namens de gehele raad bijzonder hartelijk danken voor
hetgeen u als verslaggever van de raad voor ons hebt gedaan. Daarin
wil ik ook betrekken de tijd, dat uw vader dit werk heeft gedaan.
Daarvoor heb ik opgeslagen het verslag van de eerste vergadering van
de gemeenteraad van Soest die door uw vader is verslagen. Dat zijn de
notulen van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Soest op vrijdag 28 februari 1947, des namiddags om
45