februari 1980
lijke weg hun zin te krijgen waar het - naar onze mening terecht - langs
de publiekrechtelijke weg onmogelijk is gemaakt. Geen beste zaak. Nog af
gezien van het feit dat een langs deze weg tot stand gekomen antennever
bod door zijn aard slechts een deel van de burgers treft en daardoor een
zekere willekeur inhoudt. Wij stemmen tegen het desbetreffende gedeelte
van de Bouwverordening.
De heer VAN LOGTENSTEINMijnheer de voorzitter 1 Na de woorden van zo'n
echte liberaal is ons verhaal maar een slap aftreksel.
De meerderheid van onze fractie is in principe tegen het opnemen van de
twee voorwaarden in artikel 358 betreffende het hinderen bij het oprich
ten van antennes. Voor een deel is dit standpunt zuiver principieel, om
dat wij vinden dat je met dat hinderen de vrijheid van handelen van men
sen beïnvloedt. In de tweede plaats vinden wij dat het ook verkeerd kan
worden uitgelegd, nl. als een soort bescherming van de gemeentelijke
centrale antenne-inrichting. Wat het laatste betreft vinden wij, dat wij
de centrale antenne-inrichting moeten zien als iets dat wij aanbieden
vanuit de gemeente dat kwalitatief en qua prijsbeleid zodanig moet zijn,
dat er behoefte aan ontstaat en dat de mensen de neiging hebben om erop
aan te sluiten. Antenneverboden in algemene zin wijzen wij uitdrukkelijk
af.
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie vindt dat eigenlijk
de modelbouwverordening niet de juiste plaats is om een eventueel anten
neverbod te regelen, dit in tegenstelling tot wat in de toelichting bij
de wijzigingen gesteld is. Wij stellen dan ook voor dat de desbetreffende
artikelen worden geschrapt.
Wij zijn van mening dat je de mensen alleen zou kunnen verplichten de an
tennes van de daken te verwijderen zodra zij aansluiting krijgen op het
CAI-net.
Een van de redenen waarom men graag de antennes van de daken af wil heb
ben, is een esthetische. In Soest is ongeveer 70% der inwoners op het
CAI-net aangesloten; met andere woorden: 70% van de antennes kan worden
verwijderd. Ik meen, mede gelet op de vrije ontvangst waarover hier
zoeven gesproken is, dat het een erg vreemde zaak zou zijn als wij ook de
mensen die niet aangesloten zijn op de CAI, verplichtten hun antenne weg
te doen. Wij menen dus dat het antenneverbod alleen maar zou moeten gel
den voor degenen die op de CAI zijn aangesloten.
De heer GERTH: Mijnheer de voorzitter! Onze fractie is ook tegen het op
nemen van het antenneverbod in de Bouwverordening. Wij zijn van mening,
dat de ontvangstvrijheid gegarandeerd moet blijven. Hierbij komt dat we
ons niet zo bang behoeven te maken over allerlei individuele antennes,
aangezien de techniek zo snel voortschrijdt, dat de antennes die nu nog
op de daken staan, over vijf jaar zo conventioneel zullen zijn geworden,
dat ze niet meer te gebruiken zijn en dan toch wel als het ware vanzelf
zullen verdwijnen.
Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! De artikelen 265 en 358
zijn in 1969 in de Bouwerordening opgenomen. Ik heb niet in de notulen
nagekeken of er toen weerstand tegen was. Dat de weerstand nu komt, komt
natuurlijk omdat er destijds niet sprake was van een CAI. Deze artikelen
worden nu verruimd, in die zin, dat erin wordt bepaald, dat degenen die
meer kunnen ontvangen dan de CAI biedt, hun antenne mogen houden en dat
men voor groepen van twintig of meer woningen ook zelf een antenne mag
houden. Vandaar dat ik een beetje heb gekeken van een krante-artikel waar
in stond, dat alle antennes van de daken moeten. Er kunnen nl. antennes
10