maart 1980 De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Tijdens de behandeling van dit voorstel in de commissie ruimtelijke ordening is door een aantal leden gevraagd om een duidelijke taakafbakening van de commissie milieubeheer in verband met de taken van de commissie ruimtelijke ordening enerzijds en de taakgroep algemene aspecten van het milieu van de commissie wel zijnsplanning anderzijds. In zijn reactie hierop van 12 maart jl. heeft het college te kennen gegeven dat een nadere precisering van de taak van de commissie milieubeheer niet gewenst en ook niet goed mogelijk is. Dat laatste kan ik mij indenken, maar dat het niet gewenst zou zijn, be strijd ik. In het algemeen ben ik teleurgesteld over de magere reactie van het college met betrekking tot mijn vragen in de commissie ruimtelij ke ordening. In de reactie van 12 maart jl. komt overigens een passage voor die mijns inziens niet juist is en in elk geval dubbelzinnig. Op blz. 2, tweede alinea, van de toelichting staat dat de leden van eerst genoemde commissie (de commissie milieubeheer) de taakgroep algemene as pecten van het milieu vormen. De VOORZITTER: In die zin zijn de woorden "onder andere" weggevallen. Dat zal een en ander verduidelijken. De heer NUIJTEN: Dat maakt het een stuk duidelijker. Ik verneem tenslotte graag welke procedure het college ten aanzien van artikel 3, lid 5, van de verordening - hierin gaat het om de eerste maal dat de leden van de commissie milieubeheer worden benoemd - denkt te hanteren bij het aantrekken van de leden van de commissie. Is het de be doeling het AWOS hierover te raadplegen? De heer ONDERDELINDEN: Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie gaat met het voorstel akkoord. Wel tekent zij daarbij het volgende aan. Het college acht het ongewenst reeds thans onderdelen van het milieubeleid uit te zonderen en acht het beter de taken en werkzaamheden van de commissie milieubeheer na een jaar te evalueren en zo nodig nader te preciseren. Wij nemen daarvan goede nota en gaan ervan uit dat de zaak na een jaar proef draaien opnieuw zal worden bekeken om te kunnen beoordelen, of de nieuwe commissie juist functioneert. Dat geldt naar onze mening ook ten aanzien van de procedurele kant van de advisering aan college en raad. Aard en werkwijze van de onderscheiden advies- en raadscommissies en de commissie algemene bestuurszaken zouden nog eens aan de orde kunnen worden gesteld. Mijn fractie twijfelt eraan of alles wel helemaal logisch en adequaat functioneert In artikel 6, lid 4, staat, dat besluiten bij meerderheid van stemmen worden genomen en dat een minderheidsstandpunt desgewenst tot uitdrukking kan worden gebracht. Wij gaan ervan uit dat het woord "desgewenst" vooral ook slaat op de wens van de desbetreffende minderheid. In verband hiermee wijs ik nog op het gestelde in lid 5 van artikel 6, waarin sprake is van staken der stemmen. Ook daar zal een minderheid haar standpunt tot uit drukking willen doen komen, wanneer de stem van de voorzitter eventueel doorslaggevend zou zijn. De heer BOLHUIS: Mijnheer de voorzitter! Deze zaak is meermalen aan de orde geweest, zoals bijvoorbeeld in de commissie ruimtelijke ordening en in de raad, bij de behandeling van de doelstellingennota en het priori teitenschema. In de vergadering van de commissie ruimtelijke ordening van 4 september jl. werd hierover reeds gesproken. Toen werd gesteld dat de in te stellen commissie een adviescommissie voor het college zou zijn ex artikel 62 van de Gemeentewet, zodat ook burgers in de commissie zouden kunnen worden benoemd; het milieubeheer zou zo onderdeel van de commissie ruimtelijke ordening blijven uitmaken.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 55