maart 1980
derdelinden veel aandacht voor de evaluatie willen vragen. Juist in
zo'n situatie, waarin je van plan bent in het water te springen zonder
precies te weten hoe dat zal uitpakken, is het zaak de ontwikkelingen
goed te volgen. Tegen het einde van dit jaar moet een en ander duidelijk
nog eens op een rij worden gezet, opdat kan worden bezien of van een
werkbare situatie sprake is.
De heer KINGMA: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn gelukkig met de instel
ling van deze commissie, omdat wij zo in staat zijn een bepaalde mate
van beheer die wij aan burgers kunnen delegeren ook metterdaad te dele
geren. Wij hebben er geen moeite mee dat de omschrijving van het begrip
"milieubeheer" thans nog niet zo duidelijk is omlijnd. Wij zien duide
lijk voor ons dat de nieuwe commissie de ruimte moet hebben voor zich
zelf, gelet op het feit dat het om een nieuwe manier van werken gaat, te
zoeken naar de beste gang van zaken. In de verordening staat heel duide
lijk dat raad en college alle inlichtingen krijgen, zodat er alle moge
lijkheden zijn desgewenst bij te sturen. Het spreekt vanzelf dat wij het
juist vinden om na een jaar functioneren te bezien, hoe de commissie
draait en hoe de taakafbakening eruit ziet.
De VOORZITTER: Dames en heren! Een aantal sprekers heeft over het begrip
"taakafbakening" gesproken. Wij begrijpen dat de raad er over het alge
meen mee instemt dat na verloop van enige tijd - men heeft een jaar ge
noemd - het functioneren van de commissie nader wordt geëvalueerd. Ik
zeg toe dat wij aan het eind van dit jaar zullen proberen een zo goed
mogelijke evaluatie van deze commissie te krijgen, opdat wij op dat mo
ment kunnen beoordelen, of wij op het goede pad zijn.
Gevraagd is voorts, welke procedures terzake van artikel 3, lid 5, wor
den gehanteerd en of het AWOS erbij wordt betrokken. Het college is van
mening dat het behalve het AWOS ook nog andere instellingen erbij zou
kunnen betrekken, opdat een zo duidelijk mogelijke inbreng van alle
kanten ontstaat.
De heer Bolhuis heeft een aantal aspecten de revue laten passeren en
geconstateerd dat in een aantal commissies hierover sedert september
jl. is gesproken. In de commissies die de raadsvergadering van heden
avond mede hebben voorbereid, is over dit punt onlangs nog gesproken.
Uit die vergaderingen is de suggestie gekomen de woorden "aan de raad"
toe te voegen op plaatsen waar slechts van "aan het college" sprake
was. Het college heeft gemeend die toevoeging te moeten overnemen, het
geen ook is gebeurd. Waarom zou een advies niet ook aan de raad kunnen
worden gericht?
Wij stellen ons ten aanzien van de gang van zaken voor - in het over
zicht is dit ook aangegeven -, dat alle zaken die uit de commissie-ex
artikel 61 komen in de andere commissies, met name ook in de commissie
ruimtelijke ordening, aan de orde zullen worden gesteld, voor zover het
zaken zijn die in de raad moeten worden behandeld.
De heer BOLHUIS: U spreekt van een commissie-ex artikel 61?
De VOORZITTER: Het college heeft uit de commissievergaderingen die on
langs hierover zijn gehouden, begrepen, dat een grote meerderheid van
de raadsleden de voorkeur geeft aan het instellen van een commissie-ex
artikel 61, zoals in december jl. ook aan de orde is geweest. Wij heb
ben begrepen dat de grote meerderheid van de raad daarover nog geen an
der standpunt inneemt. Om die reden volsta ik nu met de door mij al ge
geven toelichting, nl. dat wij alle adviezen van de commissie-ex arti
kel 61 mede om advies naar de commissie ruimtelijke ordening zullen
zenden. De adviezen van de commissie milieubeheer kunnen van tweeërlei