mei 1980 ning om te onderzoeken of, en zo ja, hoe en in welke mate de groenstrook zal kunnen worden versmald. In die geest zal naar onze mening moeten worden gereageerd op het verzoek van de firma Grift en dus niet op de door het college voorgestelde wijze. Om die reden geef ik de voorkeur aan het voorstel dat de heer Jonker en de zijnen terzake hebben gedaan. De heer KINGMA: Mijnheer de voorzitter. Ik merk op dat zowel het con cept van het college als dat van de heer Jonker en de zijnen mij thans te ver gaat. Gelet op de beperkte informatie hierover in de commissie ruimtelijke ordening zijn wij nog niet zover dat wij een der beide voor stellen zouden kunnen steunen. Ik meen ook dat het in strijd is met wat in de commissie is afgesproken om een der beide voorstellen te volgen. Ik had nl. begrepen dat in de volgende vergadering van die commissie uit gebreid op deze zaak zou kunnen worden teruggekomen. Die gang van zaken zou ik zeer op prijs stellen. De heer OLDENBOOM: Mijnheer de voorzitter. Uw concept-antwoord doet geen recht aan wat u uit de commissie ruimtelijke ordening hebt meegekregen. Ook wij hebben het gevoel dat het college nu te snel gaat. De argumenta tie voor het niet volgen van de adviezen van de commissie ruimtelijke or dening had naar onze mening ook beter kunnen zijn. Dat de strook waarom het gaat - dat mogen wij niet vergeten - toevalligerwijze zo breed ge worden is als zij nu is - is veroorzaakt immers door het feit dat een wegverbreding geen doorgang zal vinden. Wij zijn ervoor dat wordt onder zocht in hoeverre deze strook zowel haar functie zal kunnen behouden als buffer als aan de bedrijven daar enige armslag kan worden gegeven. Be dacht moet worden dat het voor bedrijven in Soest verschrikkelijk moei lijk is terreinen te verkrijgen. Daarom moet in dezen het uiterste wor den gedaan wat mogelijk is om bedrijven tegemoet te komen. Wij achten een dergelijk onderzoek niet misplaatst. De heer BEIJEN: Mijnheer de voorzitter. Ik ben in de desbetreffende com missievergadering niet aanwezig geweest. In mijn fractie is deze zaak uitvoerig besproken. Mijn fractie dringt er bij het college op aan deze brief nog een maal in de commissie ruimtelijke ordening aan de orde te stellen. Wethouder MENNE: Mijnheer de voorzitter. Ik heb tegen het verzoek van de raad om deze brief nog een maal in de commissie ruimtelijke ordening aan de orde te stellen geen bezwaar. Hij zal de eerstvolgende commissiever gadering aan de orde worden gesteld. b. Brief d.d. 10 april 1980 van de Soester Ondernemer houdende het ver zoek tot het installeren van een commissie voor het Midden- en Kleinbe drijf met het voorstel deze brief in handen te stellen van burgemeester en wethouders om advies c. Brief d.d. 17 april 1980 van het Regionaal Sociaal Werkvoorzienings schap Amersfoort en Omgeving met toezending van het controlerapport van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen inzake de jaarrekening van het schap 1978, met voorstel de brief met bijlage voor kennisgeving aan te nemen. Met betrekking tot deze stukken wordt zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge meester en wethouders is voorgesteld. d. Brief van de heer W. van der Meyden te Soest betreffende het gebruik van het Kerkpad door vrachtauto's met het voorstel de brief om advies in handen te stellen van burgemeester en wethouders.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1980 | | pagina 99