16 september 1982 Heer VAN BRUMMELEN Ongetwijfeld heeft iedere partij in hun fraktie- beraad aandacht besteed aan punt 10 van deze agenda. Geen subsidie meer voor godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming op de open bare scholen, niet meer en niet minder. Naar aanleiding van het be sluit van 17 juni jl. om voor het schooljaar 1982/1983 geen subsidie meer te verlenen heeft de Centrale Kerkeraad van de Hervormde Kerk een brief geschreven. Staat U mij toe, dat ik hieruit enkele punten naar voren breng. Allereerst spreekt de Centrale Kerkeraad haar ver bazing uit, dat de intrekking van subsidie voor godsdienstig onder wijs zonder enige overleg met of voorkennis aan het College van Kerkvoogden tot stand is gekomen. De klap komt nog harder aan, omdat reeds voorbereidingen voor het nieuwe schooljaar begonnen waren. Vervolgens spreekthet College van Kerkvoogden haar diepe teleurstel ling uit, dat aan een 20-jarig bestaande gemeentelijke subsidiëring een eind gaat komen. Zij kunnen dit niet anders zien als een misken ning van de waarde van dit onderwijs. Niet alleen voor leerlingen die dit volgen, maar ook voor het openbaar* onderwijs als zodanig. In de beginjaren werd vanuit de Hervormde Kerk het godsdienstonder wijs gegeven door plaatselijke predikanten, maar mede door de sub sidiëring werd het mogelijk gemaakt voor dit onderwijs vakbekwame leerkrachten uit de onderwijssector in te schakelen. De belang stelling voor het godsdienstonderwijs is de laatste jaren dan ook aanmerkelijk toegenomen. In het schooljaar 1981/1982 namen maar liefst 158 kinderen hieraan deel. Dat nog zo'n belangrijk aantal leerlingen in onze gemeente het godsdienstonderwijs volgt toont m.i. duidelijk aan, dat vele ouders het godsdienstonderwijs beschouwen als nodige en zeer wenselijke aanvulling op het openbaar onderwijs. Ouders, die er van overtuigd zijn dat godsdienstonderwijs een onmis kenbaar onderdeel van de totale opvoeding behoort te zijn. Andere ouders zullen mogelijk van mening zijn, dat kennis van de bijbel een zeer belangrijke bijdrage is voor de culturele vorming van hun kinderen. Wat echter de beweegredenen ook mogen zijn, ik ben er van overtuigd dat het geven van godsdienstlessen het openbaar onderwijs een niet te onderschatten dienst heeft bewezen. Misschien is de wetenschap dat er op de openbare scholen godsdienstlessen worden gegeven voor sommige ouders aanleiding geweest hun kinderen juist op deze school te doen. Hoe het ook zij, wij kunnen het belang van godsdienstlessen op openbare scholen niet onderkennen. Het afstoten van het godsdienstonderwijs acht 'het college van de Nederlandse Hervormde Kerk tegenover ouders en leerlingen een moeilijk te ver dedigen zaak. Zij verzoeken U dan ook met klem het in de raads vergadering van 17 juni genomen besluit opnieuw in overweging te willen nemen. Zij zouden het natuurlijk toejuichen als de subdidi- ering van het godsdienstonderwijs in stand zou blijven, maar het minste wat zij menen te mogen vragen is, beëindiging van de subsidiëring op te schorten, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld eventueel in overleg met andere kerkelijke groeperingen zich op de financiering van het godsdienstonderwijs te kunnen beraden. In juni heeft de C.D.A.- fraktie op het voorstel de subsidiëring te beëindigen tegengestemd. Nu kunnen wij ook onmogelijk meegaan met het voor ons liggende voor stel tot intrekking van de verordening subsidiëring godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming. Wij hopen zelfs vurig een meerderheid te krijgen voor handhaving van deze verordening. Ik wil dan ook bij de aanhangers van het openbaar onderwij s extra pleiten deze zaak op de juiste waarde in te schatten. Heer VAN GARDEREN Mijnheer de voorzitter, zeker tien jaar geleden is er in deze raad een heftige discussie gevoerd betreffende een aan vraag subsidie voor levensbeschouwelijk onderwijs van het Humanistisch

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1981 | | pagina 180