18 november 1982
Wat is het geval. In het voorjaar heeft de raad de beslissing genomen op
grond van een aantal overwegingen niet in te stemmen met de afslag en op
grond daarvan heeft het college geweigerd om die afslag te laten aanleggen.
Het enige nieuwe feit, wat ik me in dit verband kan voorstellen is dat de
raad dat besluit intrekt en aangezien dat besluit niet genomen is, hanteert
de commissie van de beroepschriften een vermoeden, een wens maar geen feit.
Het feit, dat iemand in Nederland iets roept over iets anders is daarmee
- dacht ik - geen feit wat betrokken mag worden in het soort overwegingen
waar de commissie voor de beroepschriften voor staat. Dat is een stukje
recht. Hier moet recht gesproken worden. Er is een beslissing genomen en
daar komt iemand tegen in beroep. Wat is de status van die feiten, die ge
hanteerd worden. Naar mijn gevoel hebben die geen enkele status. Daarom
denk ik, dat deze raad met het voorstel van de beroepschriftencommissie
niet accoord moet gaan, omdat er op deze wijze een beroep tegen een beslis
sing van deze raad op de verkeerde manier wordt behandeld.
Heer BOLHUIS Met betrekking tot het beroepschrift wil ik alleen de ju
ridische kant benaderen. We hebben het immers alleen over de juridische
kant van het beroepschrift en het advies van de beroepschriftencommissie.
Nu is het voorstel om vrijstelling als bedoeld in artikel 30 lid 3 van de
voorschriften bestemmingsplan landelijk gebied te verlenen. Nu heeft mijn
collega, de heer Blom gezegd, dat dit helemaal niet mogelijk is. Ik vind
dat nu een zo belangrijk punt, dat ik graag zou willen dat we daar eerst
een duidelijk antwoord op krijgen, want ik wil zeker weten of het nu ju
ridisch kan of dat het niet kan. Zolang daar twijfel over is,zal ik me
zeker onthouden aan zo'n raadsbesluit mee te werken.
De VOORZITTER schorst de vergadering om een en ander precies na te gaan
om 21.20 De voorzitter heropent de vergadering om 21.30 uur.
De voorzitter geeft het woordt aan de heer Kruitwagen.
Heer KRUITWAGEN Het terrein waar de afslag zal worden aangelegd heeft
in het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk de bestemming militaire doel
einden b en gedeeltelijk militaire doeleinden a. Voor wat bereft mili
taire doeleinden b staat omschreven in artikel 14 t.w. dat de gronden
de bestemming hebben voor defensie met de daartoe benodigde militaire
oefenterreinen, toegangswegen, betonnen baan en groenvoorzieningen en
er staat voorts alleen in, dat deze gronden niet met gebouwen mogen
worden bebouwd. Er is in de voorschriften niet een zogenaamd gebruiks
voorschrift opgenomen er is dus niet omschreven dat het terrein alleen
maar mag worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Derhalve is er -
omdat dat verbod niet gegeven is - niet vastgelegd dat een ontheffing
van dat verbod mogélijk is. Immers, als er geen verbod wordt gegeven
ergens van is het ook niet nodig om een ontheffingsmogelijkheid daarvan
toe staan.Met betrekking tot het stukje wat de bestemming heeft militaire
doeleinden a staat in artikel 30 heel uitdrukkelijk voorgeschreven, dat
dat stuk grond alleen maar mag worden gebruikt overeenkomstig de bestem
ming. Daar staat een heel duidelijk gebruiksgebod bij. Maar zegt dan het
3e lid van artikel 30 Vrijstelling van dat gebod is mogelijk mits die
vrijstelling wordt verleend voor het geval de strikte toepassing van die
geboden zal leiden tot het beperken van het meest doelmatige gebruik etc..
Natuurlijk wordt er een ontheffingsmogelijkheid gegeven, omdat er een ge
bod gegeven is. Dit is naar mijn mening heel duidelijk.
Heer BOLHUIS Ik kan me met deze uitleg verenigen.
Heer BLOM Er staan in artikel 30 een aantal artikelen genoemd, met name
rekreatierekreatie, sport, volkstuinen, militaire doeleinden, bijzondere
doeleinden, dierenasiel, rioolaansluiting, bedrijven etc. en bijvoorbeeld
woningen niet. Er staat in dit artikel het is verboden op gronden hier
na te noemen gebouwen met inbegrip te gebruiken. Er is een gebruik
aangegeven wat verboden is. Er is niet gezegd, dat de voorgeschreven be
stemming uitdrukkelijk toegepast moet worden. Dat zou natuurlijk onzin zijn.