18 november 1982 Ik heb me daar rijp over beraden naar aanleiding van de nieuwe informatie die er lag en geen aanleiding gezien om verandering in mijn standpunt te brengen. Als zodanig is mijn stemgedrag te verklaren. Heer VERHEUS Dan had het toch in het stuk tot uitdrukking moeten komen. De VOORZITTER Het stuk was al klaar. Ik ben het op zich wel met U eens. We hebben toen afgesproken om het mee te delen in de commissie R.0. Heer EBBERS Ik wil nog even een stemverklaring afleggen. Hier geldt in feite hetzelfde als bij 17.. Ik wil het voordeel van de twijfel geven. Ik geloof, dat het erg nuttig zou zijn dat de notulen van deze vergadering aan Gedeputeerde Staten ter inzage gegeven worden. Dat is erg belangrijk bij hun besluitvorming. De VOORZITTER Dat zullen we doen. Het voorstel wordt met 16 tegen 9 stemmen aangenomen. Voor hebben gestemd de leden Van den Breemer. Onderdelinden, Plomp, Krijger, Strietman, Van Brummelen, Menne, Jacobs, Ribbink, Van Logtenstein, Van Garderen, Beijen, mevrouw Greefhorst, Bolhuis, Ebbers en Oudemans. Tegen hebben gestemd de leden Visser, Kingma, Blom, Van Gelder, mevrouw Meijer, Verheus, mevrouw Allard, van den Brakel en Blaauw. Voorstel van de commissie voor de Beroepschriften tot het nemen van een be slissing op een door de heer G.C.J. van Logtenstein ingesteld beroep tegen de weigering van een bouwvergunning. Heer BEIJEN Op pagina 3 van het voorstel onderaan staat "Uit jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State leidt hij (gemachtigde van de appellant)dat indien de substantiële bestanddelen van de woning gehand haafd worden er geen sprake is van geheel vernieuwen, doch van gedeeltelijk vernieuwen. Aan de woning worden veranderingen aangebracht, drie gevels en het dak zijn aanwezig, de substantiële bestanddelen blijven derhalve bestaan. Er is dus geen sprake van gedeeltelijk vernieuwen." Daar moet staan Er is dus geen sprake van geheel vernieuwen of Er is sprake van gedeeltelijk ver nieuwen. Omdat er voortdurend verwarring is over geheel of gedeeltelijk ver nieuwen is het zeker van belang in. dit voorstel de juiste formulering te gebruiken. Overigens zou ik aan het college willen vragen of de ingekomen brief van de gemachtigde van de appellant het college nog aanleiding geeft om met nadere motivering te komen. Heer BLOM Het voorstel heeft mij bevreemd, vooral als ik zie uit het advies van de directeur van gemeentewerken wat er gebeurd is. Ik zou deze dingen bij een woning doen, die planologisch niet op scherp stond. Dan zou men zeggen we geven immers veel geld uit aan energiebesparing, zouden we het niet toe moeten .juichen, dat een halfsteensmuur vervangen wordt door een spouwmuur. Dat geldt ook voor 'electriciteit etc.. Het wordt gewoon van een hele slechte woning, iets wat je nauwelijks een woning kunt noemen, een mooie woning. Omdat dit kennelijk in het overgangsrecht zit - de woning staat er al 30 jaar heb ik gelezen - wordt het nu aangegrepen om die bestemming er af te halen of er een oude woning laten staan. Dat mag kennelijk wel omdat er niets aan gedaan kan worden. Ik dacht dat het goed algemeen bestuur was wanneer wij met z'n allen ergens landelijk gebied willen hebben het individu niet de lasten daarvan moeten laten dragen. Die persoonlijke eigenaar moet daarvan -naar mijn smaak- gevrijwaard worden. Dat wil zeggen, als wij daar landelijk gebied willen hebben en die woning daar weg willen hebben, wij de woning moeten aankopen ais gemeente. Dan moeten voor het algemeen belang de lasten daarvan omgeslagen worden over ons allen. Aangezien dit voorstel daaraan niet voldoet zal ik tegen dit voorstel stemmen. Heer VAN DEN BRAKEL Zoals U reeds gehoord heeft, ben ik op de bewuste ver gadering van de beroepschriftencommissie niet geweest. Ik ben blij, dat U de brief van de advocaat van de Heer van Logtenstein bij deze bespreking nog wil betrekken. Ik heb natuurlijk met verbazing de aangegeven punten van de directeur van gemeentewerken gelezen, waardoor hij van mening is dat deze woning niet gedeeltelijk maar totaal vernieuwd wordt.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1981 | | pagina 233