januari 1981
Heer VISSER Mag er in de raad alleen maar ergens diep op ingegaan
worden als we tijd hebben
De VOORZITTER U weet, mijheer Visser, dat de a contrario redenering
de meest zwakke redenering is, die er is.
MèVrouw KORTHUIS Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen, 1
dat de heer Menne - verantwoordelijk zowel voor de ruimtelijke orde
ning als voor de economische zaken - een pleidooi voert om niet tot
oneerlijke verhoudingen te komen binnen de middenstand en dat hij
alles doet wat in zijn vermogen ligt om dat zo evenwichtig mogelijk
te laten verlopen en daar heeft hij gelijk in, zoals ook wij daar
steeds op aandringen dat daar duidelijkheid moet worden geschapen.
Maar toch vind ik als je het juridisch bekijkt en als een burger
komt en hij vraagt een bepaalde vergunning, dan zal hij het recht
dat hij heeft op een positieve uitslag op zijn aanvrage willen
zien afgeleid van de geformuleerde rechten in die eerste instantie.
En als je dan ziet, dat in het bestemmingsplan gezegd wordt voor
zieningen die in een woonbuurt behoren en daar staat helemaal niet
dat dat afgewogen moet worden aan een middenstandsbeleid of iets
dergelijks, dan vraag ik mij af,als je die argumenten van het mid
denstandsbeleid bij de beoordeling of voorzieningen in een woon
buurt behoren doorslag laat geven, of je aan de rand zit van
détournement de pouvoir. U doet dat dan wel voor een goede zaak
ten aanzien van de middenstand, maar ten aanzien van de burger -
die meent recht te hebben op grond van de bepalingen uit het be
stemmingsplan - lijkt me dat toch een moeilijke zaak, want die
heeft alleen te maken met het bestemmingsplan en dat voorziet in
de voorzieningen die in een woonbuurt behoren en het college kan
ontheffing verlenen, dus moet dat iedere keer bekijken. Wel vind
ik, dat we tot een soort communis opinio zouden moeten komen over
wat voorzieningen, die in een woonbuurt behoren, dan moeten zijn.
Als U beslist winkels had willen uitsluiten of kleine nerinkjes
als ik het zo mag neemen, dan hadden we dat duidelijker in dat
bestemmingsplan moeten formuleren, maar toen wij dat bestemmings
plan opstelden hebben we dat niet voorzien dat we met het
winkelcentrum Overhees in de aanslag dat graag eerst vol lieten
lopen voor we ergens anders voorzieningen kregen. Maar ik vind
toch - hoe graag ik U zou willen volgen - dat ik in dit geval de
beroepschriftencommissie toch moet volgen, omdat ik vind dat we
anders een verkeerde afweging van belangen maken en dat het grenst
aan het begrip détournement de pouvoir, dat je dus je bevoegdheden
voor een ander doel gebruikt dan waarvoor ze gegeven zijn. Ze zijn
gegeven die bevoegdheden om de woonbuurt, woonbuurt te laten zijn.
Niet ontsierend, dat er niet enorm veel extra verkeer wordt aange
trokken of lawaai veroorzaakt, dat zijn de redenen waarom U die
bevoegdheid hebt om een vergunning te weigeren. U heeft niet die
vergunningsbevoegdheid om een vergunning te weigeren gekregen om
de middenstand ergens anders niet oneerlijk te laten beconcurreren.
Wel vind ik, dat het besluit zoals het nu geformuleerd is wat ver
der aangescherpt moet worden. Als er nu staat in het besluit onder
punt 4 aan deze vrijstelling de voorwaarde te verbinden, dat de
uiterlijke vormgeving en het assortiment van de winkel onveranderd
dient te blijven, nou inzake dat assortiment is me dat nog niet
eens zo belangrijk of ze nu wel of niet elastiek verkoopt en straks
het wel wil doen. Belangrijker vind ik wat in de toelichting staat,
nl. de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de winkel het karakter
van de wijk en de woonstraat niet aantast Dat zou ik eerder
in dit besluit opgenomen willen zien dan het assortiment van de
winkel. Dank .U wel. _g_