2 februari 1981
Mijnheer de voorzitter. In uw aanbiedingsbrief bij de begroting 1981,
schetst U in sombere bewoordingen de financiële en economische toestand
van ons land en de gevolgen daarvan voor de gemeenten in het algemeen
en de onze in het bijzonder. U noemt het een sobere begroting, ter
wijl de sanering van het grondbedrijf er nog niet eens in is verwerkt.
Aangezien deze sanering een aanslag op de gewone dienst van tenminste
1,3 miljoen per jaar lijkt te gaan inhouden, is het duidelijk dat
de groene boeken zoals ze thans voor ons liggen, nog een uiterst ge
flatteerd beeld geven van de werkelijkheid. Als D'66 fraktie kunnen wij
dan ook alleen met de begroting akkoord gaan, als na de door U toe
gezegde voorjaarsnota de sanering van het grondbedrijf wordt verwerkt
in een meerjarenbegroting van onze gemeente, waarvan het eerste jaar
1981 is. Daar het begrip "voorjaar" in het verleden wel eens wat
rekbaar was, zouden wij graag van uw college vernemen aan welke raads-
vergaderihg gedacht wordt. Uiteraard op basis van de huidige inzichten
in het tempo van de voorbereiding.
Mijnheer de voorzitter. Waarom niet wat meer vertrouwen in het college,
zult U zich wellicht afvragen. De bedoelingen van het college beginnen
toch al overeen te stemmen met wat D'66 wil. Zie bijvoorbeeld de
laatste beschouwingen van het college over het Grondbedrijf dd. 15
januari 1981. Hoewel wij ons in het algemeen liever met de toekomst
bezighouden, moet ik dan even op het recente verleden wijzen. Sinds
onze terugkeer als zelfstandige fraktie in de raad in september 1978,
heeft mevrouw Allard in raadsvergaderingen en financiële commissies
als een soort roepende in de woestijn gefungeerd als zij wees op de
vertekende situatie bij het grondbedrijf, de noodzaak tot verkoop
van de woningen aan de Wilhelminalaan, de noodzaak tot terughoudend
heid bij kredieten voor een nieuw gemeentehuis etc.. Voor de snelle
vergeters onder U liggen moties, verslagen en notulen uit die peri
ode bij ons ter inzage. Eerlijkheidshalve moet ik er bij zeggen, dat
de heer Bolhuis van het C.D.A. de ernst van de situatie eveneens
vroegtijdig onderkend heeft en daar bij herhaling blijk van heeft
gegeven, ook al werd hem dat door zijn fraktiegenoten niet altijd
in dank afgenomen, ook hij bevond zich echter in diezelfde woestijn.
Terug naar het heden en de toekomst. Geloven wij in goede geesten
in Utrecht en Den Haag, die Soest de helpende hand zullen reiken
bij het oplossen van de problemen van het Grondbedrijf Hoewel wij
het eens zijn met de pogingen die in deze richting worden ondernomen,
vrezen wijdat het resultaat slechts uit begrip voor de situatie en
goede woorden zal bestaan. Als dat inderdaad het geval is, ontstaat
een ernstige situatie waarin een vervolg opdracht in het kader van de
huidige doorlichting alsmede invoering van een soort systeem van
"zero base budgetting" bittere noodzaken zullen zijn. Dit laatste is-
zoals bij velen van U ongetwijfeld bekend - een methodiek, waarbij
geen enkele uitgave meer als vanzelfsprekend wordt beschouwd omdat
deze in het verleden ook gebruikelijk was. Als gevolg van dit finan
ciële geweld zien wij de plannen voor een nieuw gemeentehuis - hoe
sober en hoe gedeeltelijk ook - naar een thans nog onbekend tijdstip
in de toekomst verschuiven. Het gebouw van het huidige politiebu
reau komt als dichterbij gelegen oplossing voor ruimteproblemen
in de interim periode ter beschikking; met de lokatie van het huidige
gemeentehuis hebben wij nog steeds geen enkele moeite.
Mijnheer de voorzitter. In iedere gemeente die in financiële moeilijk
heden dreigt te geraken, komt de gedachte aan extra overheidssteun
ter verlichting van de jaarlijkse begrotingsperikelen om de hoek
kijken. Daar bestaat - zoals bekend - een regeling voor, gebaseerd op
artikel 12 van de "Financiële-Verhoudingswet 1960". Enige tientallen
gemeenten vallen reeds onder dit regime, recentelijk kwamen er o.a.
Enschede, Zwartsluis, Houten en Delfzijl bij.