16 december 1981
Ik vind het prima als u dat beantwoordt, maar laten we eerst het antwoord van
mevrouw Van Stiphout even afwachten en dan krijgt u misschien meteen al voldoen
de antwoord, zoals meestal wel het geval is.
Heer PLOMP: Mijnheer de voorzitter. Twee dingen dacht ik. In de eerste plaats de
tusseninformatie die door de fractie van de VVD is gevraagd met betrekking tot
de sportaccommodatie in Soesterberg. Die kan dacht ik zonder problemen gegeven
worden op het moment dat wij inderdaad beschikken over die informatie en dat
zal in februari het geval kunnen zijn. Een deel van het antwoord wat de voorzit
ter door mevrouw Van Stiphout wil laten geven kan ik geven met betrekking tot de
sport. Nee, het is beslist niet alleen sport, het is veel meer dan sport. Het is
nl. zo dat zowel de sport als de sociaal-culturele sector worden genoemd in het
stuk van de PvdA. Het is zo, dat met betrekking tot de subsidie per deelnemer er
wat de sport betreft geen enkel probleem is om dat overzicht te geven, temeer,
daar het vrijwel compleet via het bezichtigen van de begroting voorhanden is. Dus
dat is het probleem niet. Ik dank u zeer.
Heer HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter. De heer Onderdelinden die is nog terugge
komen over het ziekeverzuim bij gemeentewerken en die heeft gezegd, ja kijk, het
is natuurlijk wel een heel hoog percentage en het blijft een hoog percentage,
dat ben ik volkomen met hem eens. Ik heb ook eergister-avond ook aangeduid dat
het zit in het hoge aantal langdurig zieken. U stelt voor om dit later eens in
een commissie te behandelen, ik geloof dat dat het beste is. Ik ben het volkomen
met u eens. Ik wil dat graag doen, want dan kun je ook meer opening van zaken
geven dan dat je hier zo in de raad kan doen. Dus dat zeg ik u toe. Wat betreft
die overname rijksweg Soest. Die zaak die loopt al sinds 1970. De heer Ebbers
zou daar verhalen van kunnen vertellen. Wat we in die jaren van toen destijds
daar al aan gehad hebben. Rijkswaterstaat heeft inderdaad een brief geschreven;
rijkswaterstaat heeft daar ook een bedrag in genoemd. Wij menen dat dat bedrag
volkomen onjuist is. Dat bedrag gaat ook van heel andere normen uit dan het be
drag in 1970, daar is bij rijkswaterstaat nog wel het een en het ander veranderd.
Wij hebben deze zaak in overleg met rijkswaterstaat, we zijn steeds met rijkswa
terstaat in verbinding wat dat betreft en bestuderen met rijkswaterstaat de zaak
en zo gauw we hier wat helderheid in hebben komt dit natuurlijk in de commissies.
Wij vonden het onzin om met dit bedrag naar voren te komen, want wij menen dat
dit bedrag zo op het oog wel misschien een miljoen gulden te laag is.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter, mag ik even onderbreken. Het is niet
de inhoud van uw brief, die weet ik inmiddels. Ik ben naar een andere overheid
gegaan die gaf mij die inhoud. Het ging mij er om om aan de kaak te stellen de
verkrampte informatieverstrekking. Dus dat was alleen wat ik aan de orde wilde
stellen
Heer HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter. Wat deze rijksweg door Soest betreft, we
zijn er dus druk over bezig en de raad is wat dat betreft dus geïnformeerd.
De heer Visser heeft het nog een keer over de reorganisatiebrij. Ik heb hem
maandagavond ook gezegd, ik spring er liever niet middenin, maar dat we toch wel
middenin die brij gesprongen zijn. U citeert, mijnheer Visser, als u citeert uit
de medezeggenschapscommissie van gemeentewerken denk ik. Die medezeggenschaps
commissie van gemeentewerken die is natuurlijk door de directeur, die volgens het
reglement van de medezeggenschapscommissie daarbij is, geïnformeerd en die zitten
daar met elkaar maar over te brainstormen. Dat moet u dan niet zien als een be
sluit. Alles wat wij verder aan het brainstormen zijn over deze zaak en na juni
zijn we, ik heb dat maandagavond nog iets uitvoeriger gezegd, ik doe dat niet
weer, dat wij niettegenstaande alle wisselingen enz. daar ogenblikkelijk ingedo
ken zijn en daarmee bezig zijn. Dat blijkt onder andere ook uit de f. 140.000,
die u vindt, dat het ernst is in deze zaak. En wij hebben met de commissie dus
op 23 oktober meen ik, daarin overlegd en gezegd hoe wij dachten en de richting
waarin we gingen en we hebben de commissie gevraagd of zij dachten dat deze
richting ongeveer goed was. Ze hebben gezegd, wij verwachten graag uw verdere be
spreking daarover en dat gebeurt, ik meen uit mijn hoofd, op 13 januari.
- 12 -