19 december 1981
Heer BOLHUIS: Ja, voorzitter, dat is waar, dat heeft de heer Menne toen gezegd.
Maar toen heb ik hem erop gewezen dat dat in dat kader niet mijn vraag was,
maar dat mijn vraag was "of het college voornemens was belemmeringen in de weg
te leggen aan de verspreide middenstand". En toen heeft de heer Menne gezegd:
"Nee, natuurlijk niet". Als u deze tekst leest dan is het beleid van de over
heid er primair op gericht om een afname van het aantal verspreide winkels.
Zo mag u dit niet lezen, dan moet u dus zeggen "helaas is de tekst wat onduide
lijk geworden en mijn bedoeling is als volgt".
De VOORZITTER: De bedoeling van de wethouder is als volgt:
Heer MENNE: Is als volgt: "dat dus voor de verspreide winkels een zekere voor
keur bestaat bij het verplaatsen van die winkel, vanuit de verspreide gebieden
naar de concentratie"
De VOORZITTER: Dan wil ik misschien toch even voor de duidelijkheid aanvullen,
mijnheer Bolhuis, dat het natuurlijk van de wil van de winkelier zelf afhangt.
Als die wil blijven zitten op z'n plaats, dan blijft hij zitten. Maar als hij
naar dat centrum wil één van die twee polen, dan moet hij daar de gelegenheid
toe krijgen. Dat is wat de heer Menne dacht ik bedoelde.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENVoorzitter, voor de duidelijkheid nog hetgeen
met name indertijd gespeeld heeft bij de ontwikkeling van het Centrumplan. Toen
is altijd van de toenmalige raad het standpunt geweest: "oké, winkelconcentra
tie, dat mag, maar niet over de ruggen van de winkeliers heen". Dat betekent
dat winkeliers die zich verspreid in de gemeente willen plaatsen ook geen be
perkingen opgelegd worden. Dat is de vraag waarop mijnheer Bolhuis duidt. En
ik moet u zeggen dat ik het bijzonder teleurstellend vind dat de wethouder die
met economische zaken belast is daarop het antwoord niet meteen geeft. En in
derdaad dient die formulering in de aanbiedingsbrief van het college in die zin
bijgesteld te worden. Het heeft in de winkelnota gestaan en we hebben de win
kelnota aanvaard met die kanttekeningen, waarbij inderdaad ook duidelijk door
onze fractie is gezegd van: "akkoord, maar niet over de ruggen van de winke
liers heen".
Heer MENNE: Dat kan best zijn dat u dat gezegd heeft. Maar u moet niet op twee
paarden willen wedden. Het moet in Soest toch ook mogelijk zijn dat wij een ge
meente, die nog maar de helft van het aantal inwoners heeft, een winkelvoorzie-
ningscentrumpje bieden dat ook die kwaliteit heeft. U kunt niet op twee paarden
wedden. U kunt niet van één kant zeggen wij zijn voor de verspreide winkels
en daar gaan we nu eens ondersteuning aan geven en bovendien aan de concentra
ties ook"
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Voorzitter, de wethouder begrijpt het kennelijk
niet.
Heer MENNE: Ik zeg nergens dat wij belemmeringen opleggen aan de verspreide
winkeliers. Vfear staat dat, dat moet u mij dan maar eens aanwijzen.
Heer VAN POPPELEN: Er staat, en daar ging het eigenlijk om: "Het beleid moet
primair gericht zijn op een afname" en daar ging het om. Maar u draait het
andersom. Het gaat juist om wat hier staat.
Heer MENNE: Nee, maar dat is dan een interpretatieverschil. Het is dus het
verplaatsen van verspreide winkels. Verspreide winkels moeten niet belemmerd
worden en een zekere mate van voorkeur krijgen bij het invullen van een nieuwe
concentratie. Zo moet u dit lezen.
De VOORZITTER: Is het nu duidelijk? Ik vind het een uitermate belangrijk punt.
Heer VAN POPPELEN: Voorzitter, het is ons wel duidelijk als hier nu gesteld
wordt "de verspreide winkels worden geen belemmering in de weg gelegd voor een
ontplooiing," dan zijn we eruit.
De VOORZITTER: Geen belemmering voor de verspreide winkels, alleen de verster
king van de tweede pool.
Heer MENNE: Even duidelijk. W&t bedoelt de heer Van Poppelen met: "bij het ma
ken van de tweepoligheid geen belemmering voor verspreide winkels"? Vöt bedoelt
u daar mee?
Heer VAN POPPELEN: Onwillekeurig of in't Hart, daar staat ergens een winkel,