Misschien zijn we eigenlijk eerder gekonfronteerd met de ellende van de
werkeloosheid van dit moment dan we hadden kunnen voorzien, want de
dienstverlenende sector is zoals die zich vooral in het werkgelegen-
heidsvlak Eemland voordoet, wel wat nageijld wat de werkeloosheid be
treft, maar haalt die andere bedrijfstakken zienderogen en hollender-
wijs in. Mevrouw van Gelder heeft nog gevraagd om antwoord op de
vragen van de P.v.d.A. fraktie over de samenstelling van de commissie
welzijnsplanning. Het is wel in het gesprek tussen het college en
de commissie welzijnsplanning zijdelings aan de orde geweest, maar
niet diepgaand. Ook het college heeft vraagtekens bij het feit, dat
toch de leden van de commissie welzijnsplanning duidelijk vanuit een
specifiek veld binnen die commissie welzijnsplanning zitten, waardoor
het erg moeilijk zal zijn om daarin de belangen van het eigen taak
veld helemaal voorbijziend naar de algemene problematiek te kijken,
maar het leek ons op dit moment nog niet zinvol de discussie heel
diepgaand met de commissie welzijnsplanning aan te gaan omdat de
financiële problematiek van de opzet van het welzijnsplan al zoveel
vergt aan herziening en evaluatie dat we dit punt eigenlijk naar de
tweede discussie hebben verschoven. Vervolgens vraagt mevrouw van
Gelder of wij inderdaad serieus van plan zijn om de mogelijkheden
die de subsidieverordening biedt om de gebruikers verplicht deel uit
te laten maken en inspraak te laten hebben binnen de instellingen
gebruik te maken. Ik denk dat mevrouw van Gelder moeilijk van het
college kan verwachten, dat het zal zeggen dat het niet serieus van
plan is om gebruik te maken van die bevoegdheid. Ook in de eerste
behandeling van de subsidieverordening in de commissies is gebleken
dat er uit de verschillende frakties sterke behoefte bestaat om
gebruikers dwingend de zeggenschap binnen de instellingen te geven.
Bovendien denk ik dat we op andere manieren gedwongen zullen worden,
omdat ook de kaderwet en een aantal rijksbijdrage-regelingen, die
inspraak van gebruikers dwingend voorschrijven. Maar U weet in de
praktijk dat bij verschillende instellingen dat dan toch nog problemen
met zich meebrengt en de eerste reakties rond de subsidieverordening
geven daar ook duidelijk blijk van. Meneer Visser stelt, dat wij na
latig geweest zouden zijn gebruik te maken van een experiment wat de
Minister van Sociale Zaken op 6 maart 1980 mogelijk heeft gemaakt
om jonge mensen tot 27 jaar deel te laten nemen aan arbeidsprojecten.
Mijnheer de voorzitter, wij zijn natuurlijk niet zo gek, dat als wij
een aanrdig aanbod krijgen van de minister van Sociale Zaken dat we
dat ongebruikt naast ons neerleggen. We hebben overleg gehad met de
directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau en we hebben de voor
waarden eens op een rijtje gezien. Het is nl. zo, dat er mogelijk
heden bestaan subsidie te krijgen om werkprojecten te entameren
voor jeugdige werklozen. Maar de minister zegt daarbij, die jeugdige
werklozen moeten dan tenminste in een groep van vijf tewerk worden
gesteld. Het gaat om additionele werkplaatsen, dus je moet nieuw
werk creëren werk dat niet in concurrentieverhouding met andere
arbeidsplaatsen mag zijn en werk dat voorziet in een langdurige be
hoefte, want de jeugdigen moeten dan direct als definitief werk
nemer in dienst genomen worden. De minister zegt er dan achteraan
"Wij garanderen niet langer dan één jaar subsidie'.' Dar wil zeggen,
van ons wordt gevraagd minimaal vijf jeugdige werklozen in dienst
te nemen op additionele werken, die je even moet bedenken, en dan
nemen wij vijf mensen in dienst waarvoor de minister dan ten hoogste
één jaar subsidie garandeert èn voor de opleiding èn voor de arbeids
plaats. Als wij moeten bezuinigen denk ik, dat dit niet de manier is
om arbeidsplaatsen te creëren.
Heer VISSER In overleg met welke commissie heeft de wethouder be
sloten om dit niet te doen.