2 februari 1981
burger wij willen geen artikel 12 gemeente worden wij vinden dat
de sanering van het grondbedrijf plaats moet vinden, dat dat toch
geen alternatief is. Wij moeten toch, zoals ik getracht heb in het
eerste verhaal aan te geven en zoals ook andere frakties gezegd
hebben proberen af te wegen, voor wie doen wij onze aktiviteiten
waarom. Ik vind het wat erg goedkoop om te zeggen, we willen niets
en daar weinig tegenover te stellen. Mijnheer de voorzitter, ik
ben blij dat U de problematiek van de beleidsplanning onderkend
heeft. Ik begrijp best, dat U op dit moment niet kunt komen met
kant en klare oplossingen. Ik wil U zeggen, dat het ons vooral gaat
om het gehele beleidsmatige handelen en zij in zulke kleine deeltjes
geknipt wordt, dat het gevaar ontstaat dat je alleen nog in details
blijft steken en de grote lijnen niet in het oog ziet. Nu is het
weer zo, dat we die grote lijnen bij de voorjaarsnota moeten hebben.
Inzake de werkgelegenheid heb ik begrepen, dat het college daar
bijzondere aandacht aan wil besteden van drie kanten is daar op
ingegaan. Mij is nog niet helemaal duidelijk, wat het college nu
precies aan dat probleem denkt te gaan doen. Ik begrijp enerzijds
uit de woorden van wethouder Menne, laten we maar wachten tot het
geen in Eemland wordt geproduceerd en daar kunnen we dan op verder
bouwen en ik heb geen reactie gehad op mijn vraag of we ook bij
nieuwe bestemmingsplannen niet meer rekening zouden moeten houden
met eventuele bedrijfsvestigingen. Er zijn voor mij nog een aantal
onduidelijkheden. Het kan ook zijn, dat U zegt dat deze bespreking
verplaatst zou moeten worden naar de hoofdstuksgewijze behandeling,
omdat het daar misschien wat beter uitgediept zou kunnen worden.
Het zelfde geldt ook voor de inspraak. Ook daar is het antwoord
van de wethouder natuurlijk moet je een kosten/baten analyse
maken en natuurlijk moeten die posten bekeken worden. Ik begrijp
ook uit dit antwoord, dat het college daarover nog geen ideëen heeft
en dit allemaal moet komen bij de voorjaarsnota. Tot slot wil ik
nog ingaan op de woningbouw. Wethouder Menne verwijt mij, dat ik
hem niet goed geciteerd zou hebben uit de brief. Ik heb de brief bij
mij mijn verhaal wat ook in uw bezit is daar staat woordelijk het
zelfde. U kunt mij dus geen verwijt maken dat ik onjuist citeerde.
Waar het ons om ging bij dit punt, is toch dat ik denk als wij op
deze manier met beleidsplanning omgaan, als de raad in meerderheid
zegt dat volkshuisvesting de hoogste prioriteit heeft, en dan moet
wachten met gegevens te verstrekken waaruitdingen kunnen blijken
totdat het in de beleidsplanning is opgenomen, denk ik dat we ont
zettend bezig zijn en dat dat gewoon betekent - want hier werd dan
nog geen beslissing genomen of die capaciteit moet komen - dat het
hier ging om de gegevens waaruit die gegevens zouden blijken. Ik
heb begrepen uit de reactie van de voorzitter, dat het grotendeels
een goed besteden van de capaciteit is. Het voorstel van de V.V.D.
om er op aan te dringen voor een koop-subsidie voor de goedkopere
koopwoningen daarmee hebben wij verschrikkelijk veel moeite, omreden
nl. dat de kopers van koopwoningen eigenlijk al een subsidie krijgen
nl. in de vorm van de belasting aftrek en volgens berekeningen be
tekent dit voor de gemiddelde koopwoningen toch ongeveer een bedrag
van 1400,Hierbij wil ik het laten, dank U.
Heer JONKER Mijnheer de voorzitter, ten aanzien van het grondbedrijf
was ik aanvankelijk niet van plan om daar over het verleden uit
voerig te praten en dat zal ik ook nu nog niet doen, maar ik wilde
er toch nog wel een enkele kanttekening bij maken. Ik ben het nl.
volstrekt eens met degenen, die stellen dat er in de vorige raad
ook over gesproken is en over de noodzaak dat daar iets aan gedaan
moest worden gepraat is. Met name de huizen aan de Wilhelminalaan,
daar is destijds een afspraak gemaakt dat gedurende vijf jaar de
zaak bevroren zou worden en niet verkocht.
-30-