- 29 - 19 mei 1983 Heer BEIJEN: Voorzitter, juist door deze brief met de wens erin, dat de nieuwe voorstellen van de kinderboerderij misschien nog verwerkt zouden kunnen worden in de behandeling van het advies van de commissie beroepschriften, brengt ons toch wel in een wat moeilijke situatie. Als wij het voorstel van de beroepschriftencommissie volgen dan is er geen ruimte meer om nog gevolgen te creëren voor de brief en de voorstellen daarin van de kinderboerderij. Wellicht is het nu zo, dat - en u heeft dat ook kunnen lezen in het advies van de beroepschriften commissie dat wij een meerderheidsstandpunt innamen - het lid van de commissie dat hierin een minderheidsstandpunt innam de gelegenheid zal kunnen krijgen zijn standpunt hier nader toe te lichten en in zijn mening terug te komen op de argumenten van de kinderboerderij die nu zijn aangedragen. VOORZITTER: Ik wijs erop voor de procedure, dat op de agenda nu de behandeling van het voorstel van de commissie voor de beroepschriften staat. Daar moet een beslissing over worden genomen en het is natuurlijk zo, als we daar een beslissing over nemen, dan impliceert dat ook dat het voorstel wat nagezonden is niet meer aan de orde is. Als u dat bij de diskussie wilt betrekken dan kan dat natuurlijk. Heer VAN DEN BRAKEL: Mijnheer de voorzitter, ik ben een beetje verbaasd op het moment, omdat de heer Bei jen zich er nu toch wel met een jantje van leiden afmaakt wat het standpunt van de beroepschriftencommissie betreft. Aan de ene kant kan ik het mij indenken omdat, toen deze zaak behandeld werd en wethouder Menne het standpunt van het college aan ons had voorgelezen, er van de andere leden van de beroepschriftencommissie niet veel behoefte meer was om over het standpunt te diskussiëren. Nu schuift hij mij in mijn schoenen dat ik nu de brief die nagekomen is van de kinderboerderij hier bij mijn standpunt zou moeten betrekken. Dat zou ik kunnen doen, maar dat wil ik niet omdat ik besturen zo vind, dat als je eenmaal aan het onderhandelen bent over bepaalde zaken, je tussentijds niet meer andere dingen in moet brengen. Dan wordt de diskussie alleen maar weer verlegd en gaat het nog veel langer duren voordat er een beslissing gaat worden genomen. Ik mag aannemen dat de meerderheid van deze raad een standpunt ten aanzien van deze materie bepaald heeft. Daar zullen wij de consequenties van moeten aanvaarden voor de Raad van State, ongeacht hoe dat uitpakt. Om daar tussentijds weer iets aan toe te voegen, dat heeft voor mij geen enkele zin. Ik wil die brief dan ook vanavond hier niet ter diskussie

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 230