- 14 -
16 juni 1983
weet je voor welk feit je vervolgd wordt en dan ben je niet afhankelijk van
het inzicht en het wisseld oordeel, hoe goed bedoeld misschien ook, van een
bestuur of van een politie-agentMet dit soort verordeningen wordt een
vorm van rechtsonzekerheid geschapen, waar ik principieel bezwaren tegen
heb, omdat rechtszekerheid een hoog goed is in elk land dat een rechtsstaat
wil zijn.
Heer VISSER: Gehoord deze diskussie, mijnheer de voorzitter, herhaal ik de
vraag aan de heer Oudemans - waarop ik geen antwoord kreeg - of hij bereid
is om deze zaak na verloop van tijd in de commissievergadering te evalueren
om te kunnen horen hoe het bij de burgerij ligt en hoe het bij de ambtenaren
die hier mee te maken krijgen, ligt.
Mevr. ALIARD: Mijnheer de voorzitter, een opmerking naar aanleiding van
hetgeen de heer Bolhuis heeft gezegd over strafrecht: ik zou de heer Bolhuis
niet graag een gulden geven voor elk artikel wat in het strafrecht staat
waarin de norm, de delictsomschrijving, vaag is. Ik zou de heer Bolhuis ook
niet graag een gulden willen geven voor alle interpretaties!, methoden die
rechters hanteren om,ook al zou je zeggen: een wet is duidelijk, door een
andere interpretatie een andere uitkomst te krijgen.
Als u stelt dat dus ons strafrecht zo is, dan wil ik er graag dit tegenover
stellen.
Wethouder OUDEMANS: Voorzitter, ik wil eerst even de heer Visser antwoorden
op die in eerste instantie niet beantwoorde vraag. Ik heb er geen enkel
bezwaar tegen om na verloop van tijd dit te evalueien.
De heer Bolhuis reageerde op de opmerking dat het al in de A.V.S. stond, dit
sloeg meer op het begin van zijn betoog, waarin hij zei dat dit tot de
autonomie van de gemeente behoorde en naar mijn idee het deed voorkomen -
misschien heb ik dat verkeerd begrepen - alsof dit iets nieuws was; vandaar
mijn opmerking. Daarbij aansluitend geloof ik toch ook dat aan de andere
kant de ervaring met deze bepalingen uit de A.V.S. geen aanleiding hebben
gegeven tot problemen en ik zie ook niet goed in waarom dit dan in de toe
komst wel het geval zou zijn. U spreekt over de rechtsonzekerheid en het
bewust zijn dat men een overtreding begaat; ik mag er toch vanuit gaan dat,
wanneer men weet dat het verboden is om onevenredige geluidshinder
te veroorzaken het voor een weldenkend mens mogelijk moet zijn om daar bij
stil te staan en te kunnen overwegen dat, wanneer hij b.v. met een brommer
Veel geluid maakt, dit onevenredige geluidshinder veroorzaakt.
Als u zegt dat het met de moderne middelen mogelijk moet zijn om deze zaken
te meten, dan geloof ik dat het inderdaad mogelijk zal zijn om het geluid te