nr7 - 1 - 15 september 1983 N O 7' U L E N van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest, gehouden op donderdag 15 september 1983 te 19.30 uur. Voorzitter: de heer Mr. P. Scholten, burgemeester, Secretaris: de heer MrJ.M. Kruitwagen. Tegenwoordig de leden: G. Beijen, W.A. Blaauw, J.ABlom, mevr. A. Blommers- Biezeno, J.J. van de Brakel, A.W. van den Breemer, G. van Brummelen, J.J. Ebbers, J. van Garderen, R. van Gelder, J.J. Jacobs, F. Kingma, W.H. van der Klink, A.F.M. Krijger, R.A. van Logtenstein, J.L. Menne, mevr. A.M. Meijer, mevr. J.G. Nolen, J.Th. Oudemans, G.A.W.G.A. Plomp, F. Ribbink, H. Strietman C. Verheus en J. Visser. De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat met kennisgeving afwezig is mevr. J. Greefhorst-van Overdam en de heer A. Bolhuis. 1. Wij willen deze vergadering beginnen met de beëdiging als raadslid van de heer A.E.C. Pothuizen en ik verzoek de secretaris hem binnen te geleiden. Als een nieuw lid de gemeenteraad betreedt, schrijft art. 45 van de Gemeentewet twee beloften voor. Ik zal ze u voorlezen en ik verzoek u daar dan op te reageren. Ik verklaar dat ik, om tot lid van de raad te worden benoemd, direktelijk of indirektelijk, aan geen persoon onder wat naam of voorwendsel ook enige gift of gave beloofd of gegeven heb. Ik beloof, dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenk aannemen zal, direktelijk of indirektelijk. Dat verklaar en beloof ik. Heer POTHUIZEN: Dat verklaar en beloof ik. VOORZITTER: De tweede belofte luidt: Ik beloof trouw aan de Grondwet en aan de Wetten des Rijks en dat ik de belangen der gemeente Soest met al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen Heer POTHUIZEN: Dat beloof ik. V00RZITTER: Dan verklaar ik dat u hierbij geïnstalleerd bent tot lid van de gemeenteraad van Soest en wens u namens iedereen hier van harte welkom. 2. Voorstel tot benoeming van een lid in een aantal raadscommissies en het Gewest Eemland.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1983 | | pagina 306