- 23 -
19 december 1983
meepikken. Ik ga van openbaar vervoer naar ander openbaar nut. Eerst een
oud zeer. De Kinderboerderij. D'66 vindt dat de raad bij de politie een
daad moet stellen en D'66 vindt, dat dat ook bij de Kinderboerderij moet.
Ik roep het college en de raad op om alle zeilen bij te zetten om het
voortbestaan van de Kinderboerderij veilig te stellen. Daartoe is niet
alleen een intentie-uitspraak nodig maar ook het beschikbaar stellen van
middelen. Wij zullen in eerste instantie van onze op 500.000,= bepaalde
werkhypothese uitgaande, een begrotingswijziging in hoofdstuk 8 Algemene
Dienst voorstellen. Het verwijt dat u mij misschien zou willen maken,
n.1. dat ik dan de algemene subsidieverordening welzijn aan mijn laars
zou lappen wacht ik nog maar even af, want als dat zou komen heb ik
dienaangaande voor u ook nog wel wat in petto. Maar alle gekheid op een
stokje, die verordening, die zo moeizaam tot stand is gebracht, moeten
we zo min mogelijk zien te omzeilen.
Een brok welzijn, of misschien moet ik wel zeggen een blok welzijn, is de
Borg, mijnheer de voorzitter. Voor alle duidelijkheid zeg ik u nu al, dat
D'66 vindt dat het voor de tekortdekking van de Borg begrote bedrag het
absolute maximum is. Bij onverhoopte tekort-toeneming zal D'66 voor
funktiewijziging of afstoten gaan pleiten.
Niet alleen raadsleden hebben uithoudingsvermogen nodig, mijnheer de voor
zitter - b.v. om dit verhaal aan te horen - ook sportmensen. Maar sportmensen
hebben dat uithoudingsvermogen kennelijk ook, of is het doofheid? Het in het
raadsbesluit van 1982 opgenomen tweede bedrag van 100.000,= is niet in de
Sportstichtingsbegroting verwerkt, luidt het antwoord op een vraag uit de
commissiebehandeling van november droogjes. Ik heb er de raadsnotulen van
25 november 1982 en 16 juni 1983 eens op nagelezen of ik boos zou mogen zijn
en zo ja, op wie. Nu mag ik boos zijn en ik ben dat vooral en in de eerste
plaats op het college. Dat poogt de raad, zonder iets wat maar lijkt op
een toelichting, een begrotingsonderdeel algemene dienst te laten goedkeuren
waarmee het op 25 november 1982, samen met de raad, een bezuiniging voor
1984 van 200.000,= op het oog had. Ik wil niet alleen alsnog een toelich
ting, mijnheer de voorzitter, ik vind dat u de raad voor zulk gedrag een
verklaring schuldig bent. En die hoort wat anders in te houden dan een
verwijzing naar een aanbiedingsbrief van de Stichting op 3 november.
De tweede op wie ik ambtshalve boos ben is dan het Stichtingsbestuur en dat
laat ik bij deze dan ook maar merken, hoewel het tegen mijn principes is,
want ik heb voor de autonomie en rechtspersonen over het algemeen hoge achting.
Als een zo nauw aan de gemeente gelieerde stichting zonder blikken of blozen
een raadsbesluit negeert, dan moet dat maar eens hardop gezegd worden.