- 56 -
19 december 1983
worden. Daar staat dan tegenover dat bijvoorbeeld een institutionele belegger
een voorstel doet om een eenvoudig kantoorgebouw te realiseren aan de Dalweg,
wat de gemeente dan kan huren voor een X-bedrag. Dat bedrag kan dan inderdaad
voordeliger blijken te zijn dan de huidige huisvestingskosten. Nogmaals, wij
zien die notitie met belangstelling tegemoet, maar ik waarschuw u bij voor
baat voor dat min of meer kunstmatige verhogen. Er moeten natuurlijk toch wel
middelen zijn om het te bekostigen.
U heeft een mooie filosofie gehouden, mijnheer de voorzitter, over het af
spiegelingscollege. Ik proefde uit uw woorden dat het afspiegelingscollege
wel een programma heeft, maar dat men toch nog een beetje aan elkaar moet
wennen voordat de spiegel helemaal helder is. Dat geloof ik ook wel, daar heb
ik ook geen problemen mee, Ik hoop en vertrouw erop dat het college in een
zo groot mogelijke homogeniteit voorstellen terzake aan de raad doet. Dan
zal het best wel eens voor kunnen komen dat er ook binnen het college onenig
heid bestaat over het leggen van de prioriteiten. Ik denk dat dat helemaal
geen schande is, dat mag. Elke wethouder in het college vertegenwoordigd een
bepaalde politieke groepering en zal op grond van de programma's van die
politieke groepering, wanneer dat niet strookt met dat programma, of met het
programma dat het college overeengekomen is, wel eens een uitzonderings
positie innemen in de vorm van een minderheidsstandpunt. Het moet geen
schering en inslag zijn, maar in een principieel geval is dat helemaal geen
slechte zaak. Dat zal de duidelijkheid ten goede komen.
Als raad, dat geldt elke politieke groepering daarin, heeft men de plicht om
het college in zijn totaliteit kritisch te volgen, want u bent als college
en niet als individuele portefeuillehouder verantwoordelijk. Ik hoop ook dat
wij als raad en als college, gelet op de grote problemen waarvoor wij staan,
in een goede harmonie met elkaar kunnen samenwerken. Maar dan moeten we ook
bereid zijn om daden te stellen. Als we als uitgangspunt nemen dat de be
langen van deze gemeente voorop moeten staan en we deze zo goed als in ons
vermogen ligt moeten dienen, dan denk ik dat we met elkaar er wel uit zullen
komen
Heer VAN GELDER: Mijnheer de voorzitter, ik zou graag eerst iets tegen de
heer Krijger willen zeggen. Het is toch een beetje gekunsteld, mijnheer
Krijger, door de PvdA te verwijten dat wij oppositie zouden spelen of dat
we het college de wacht aan zouden zeggen. Ik denk dat u dat toch verkeerd
ziet. Wij stellen ons kritisch op met betrekking tot het funktioneren van
het college, waar wij deel van uit maken en derhalve een bijzondere ver-
antwoordlijkheid voor voelen. Ik dacht toch dat dat mocht en ik zou u in
overweging willen geven om ons standpunt en het standpunt van onze wethouders
in het college te toetsen op de uitvoering van raadsbesluiten. U kunt ons