- 26 -
21 juni 1984
beleids- c.q in dit geval ook herordeningsplan, waarin alternatieven voor
de bestaande situaties zijn opgenomen, en waar ook een goede overlegsituatie
en een redelijke overgangsperiode gewaarborgd zouden zijn, voldoende aan
sluiting biedt om te kunnen voldoen aan de eis van zorgvuldigheid die gesteld
mag worden. Overbodig misschien, wordt nog gezegd dat in geval van een
snij-scenario dat veel complexer zal liggen en ongetwijfeld meer tijd zal
tosten. Dan kom ik op de financiële consequenties. U heeft toen te horen ge
kregen dat die nog op een rijtje gezet moesten worden en dat dat beeld
vooralsnog een voorlopig beeld zou kunnen zijn, niet meer dan dat. De richting
zou aangegeven kunnen worden, maar met name de nadere invulling zou een zaak
zijn in het overleg met verenigingen en instellingen. Dan pas zouden de
complete consequenties kunnen worden overzien. Tegelijkertijd weet u dat die
periode zou kunnen lopen tot 1 januari 1986 in de optie van het college, op
grond waarvan het mogelijk zou zijn dan een nieuwe situatie, welke dat ook
zou zijn, in te laten gaan. Tegelijkertijd heeft u in die brief kunnen lezen
dat een prioriteitsstelling, waarmee de commissie welzijnsplanning bezig was
de systematiek op te zetten, proef te draaien, dat ook die consequenties zou
kunnen hebben in het licht van de sektorale taakstelling, waarbij een opmer
king past dat het niet een kwestie was van door elkaar heen lopen, maar naast
elkaar lopen van een aantal lijnen, die zouden moeten leiden tot een bepaald
bezuinigingsbedrag. Voor zover het de beleidsmatige onderbouwing betrof was
het een poging om een voldoende waarborg te bieden om een en ander te kunnen
effektueren. Met het datumlijstje was ik bij 8 maart gebleven. Op 20 maart
is door het college een overzicht behandeld van de schriftelijke reakties van
de commissie welzijnsplanning, gezondheidszorg en al een aantal instellingen.
De beslissing was, om de notitie ongewijzigd te laten en de verenigingen en
instellingen om een reaktie te vragen, namens het college. Op 27 maart is een
globale financiële doorrekening in het college aan de orde geweest en aan alle
betrokkenen toegezonden. Op 8 mei is een voorlopig standpunt door het college
bepaald betreffende de werkgroeprapporten. Ten aanzien van welzijn is onder
andere gezegd, dat financiële raming herordening meegenomen zou worden als
redelijk te verwachten, In de brief van 15 mei aan de raad is dat nog eens
herhaald. Ook in het concept-voorstel van 17 mei wordt de herordening nog
als redelijk te verwachten aangehaald. Ook in het voorlopig voorstel van
22 mei is dat nog het geval, met daarbij de vermelding:"u ontvangt terzake
van dit herordeningsplan nog een afzonderlijk voorstel". Dan volgt 29 mei,
de B&.W-vergadering waarin het college besluit op dit moment niet te kunnen
komen tot het doen van een dergelijk herordeningsvoorstelDe laatste
suggestie heb ik u aan het begin van mijn antwoord gegeven. Ik denk dat op