- 12 -
25 oktober 1984
optreedt, hoewel ik mij niet vlei met de gedachte dat dat helemaal te reali
seren zal zijn. Ik moet u er ook op wijzen dat hetgeen wij nu constateren,
toch veelal ook een gevolg is van het in het verleden niet onderkennen van
de gevaren die aan bepaalde aktiviteiten verbonden waren. Op dit moment zijn
wij een stuk wijzer geworden, het milieu heeft veel meer aandacht gekregen,
wij kennen ook veel meer de gevaren en ik ben het helemaal eens met al die
sprekers die zeggen dat we uit het verleden moeten leren en trachten te
voorkomen dat dit soort zaken in de toekomst weer voorkomen. Misschien doet
zich echter een situatie voor dat in de toekomst zal blijken, dat men dan ook
weer dingen over het hoofd heeft gezien, maar dat kun je op dit moment toch
ook niet overzien. Ik geloof dus dat de wens, om in de toekomst een beleid te
voeren dat erop gericht is om te voorkomen dat wij opnieuw met bodemvervuiling
worden geconfronteerd, ook de steun van het college zal krijgen.
Wat de opmerking van de heer Visser betreft over de werkgelegenheid, is-het
natuurlijk niet zo dat ik de werkgelegenheid zou stellen boven het milieu,
maar het is wel zo dat, wanneer men op een gegeven moment in bestaande
situaties bedrijven zou moeten sluiten, dan kan dat uiteraard de werkgelegen
heid misschien aantasten en dat zouden wij in onze overwegingen mee moeten
nemen, omdat ik in het verleden wel eens de indruk heb gekregen dat ook in
de raad de werkgelegenheid een zwaarwegend element is.
Wethouder MENNE: Voorzitter, de vraag is: ten laste waarvan komt nu het bedrag
van 65.000,= uiteindelijk. Wij stellen hier voor om 15.262,50 ten laste
van onvoorzien te brengen. Die post bedraagt op het moment nog 47.000,= en
laat dat dus toe. Voorts voor wat de uitvoering betreft stellen wij voor om
dat uit te smeren over 10 jaar. Als ik de raad goed heb begrepen, zou men
toch liever het gelijk af willen schrijven en niet uitsmeren zoals hier staat.
Is het mogelijk en gaat u ermee akkoord dat wij nu die 15.262,50 ten laste
brengen van onvoorzien 1984, voorts de rekening 1984 afwachten en zo die een
overschot te zien geeft in de loop van het volgend jaar de rest van het
bedrag van dat overschot 1984 te brengen? Dan hebben we het in één keer weg-
geboekt, afgeschreven. Ik denk dat op deze wijze tegemoet gekomen wordt
aan de raad en er ontstaat een overzicht voor wat betreft de kosten. Die
zijn dan ook op korte termijn uit de boeken.
VOORZITTER: Dat gaat er dus vanuit dat een overschot op 1984 zal ontstaan
en dat is redelijkerwijs ook te verwachten.
Heer VAN GELDER: De volgende vraag is dan: als er geen overschot is, wilt u
het dan alsnog in de raad brengen om het dan ten laste van de reserves te
brengen?