25 oktober 1984
heeft de heer Visser blijkbaar niet gedaan, en al is die van 1977, op
een aantal wezenlijke punten behoeft de nota zeker geen bijstelling.
Daar waar die bijstelling wel nodig zou zijn is dit het moment niet.
Wat wij vanavond met elkaar afspreken, namelijk het uitwerken van de
hoofdlijnen van het beleid en het komen tot een wat andere vorm van subsi
diëring, gericht op aktiviteiten, dat is het moment om te beoordelen of
wij de cultuurnota op sommige onderdelen misschien moeten bijstellen.
Dat moeten we op een beleidsmatige wijze aanpakken en niet op een wijze
zoals de heer Visser presenteert. Mevr. Meijer heeft een aantal opmerkingen
gemaakt over met name de herwaardering beroepskrachten en vrijwilligers,
zoals dat misschien uit het stuk gelezen zou kunnen worden als je het
slecht leest. Het kan niet zo zijn dat u er uit mag lezen,dat de bedoeling
kan zijn om de herwaardering dusdanig te laten plaatsvinden, dat ongeacht
welke beroepskracht uitgewisseld zal worden in de toekomst voor vrijwilligers,
Daar waar het gaat om een diskussie over een ontwikkeling die in het ver
leden heeft plaatsgevonden en de huidige aktuele situatie, los van mogelijk
financiële faktoren, in belangrijke mate bepaald zou moeten worden door een
inhoudelijke diskussie over een verhouding tussen beroepskrachten en
vrijwilligers. Waar in het verleden, met name in het welzijnswerk, erg
weinig beroepskrachten waren en vooral in de zestiger jaren er een geweldige
toename van beroepskrachten plaatsvond, krijgen we nu een nuancering in dat
geheel waarin duidelijk de relatie tussen beroepskracht en vrijwilliger
eens tegen het licht wordt gehouden en waarin wordt bekeken wat voor de
beroepskracht is, wat voor de vrijwilliger en welke funktie en taak ze
ten opzichte van elkaar hebben. Duidelijk zal moeten zijn, dat staat ook
in het stuk, dat de beroepskracht een belanrijke rol vervult bij het goed
kunnen vervullen van de werkzaamheden van de vrijwilliger. Die beroeps
kracht is juist nodig om de voorwaarde te scheppen, om te zorgen dat een
aantal handvaten worden aangereikt, zodat die vrijwilligeringebed in een
goede begeleiding, kan funktioneren. In de verschillende sektoren, ook in
het welzijnsgebied, is dat ook nog heel verschillend, dus ook daar mag je
niet alles over één kam scheren. Mevr. Meijer heeft ook nog iets gezegd
over het verhogen van de eigen bijdrage, dat die niet mag leiden tot een
voorziening die alleen voor mensen met de hoogste inkomens toegankelijk is;
ik kan mij niet voorstellen dat er iemand in deze raad is die de bedoeling
heeft om voorzieningen voor slechts enkelingen toegankelijk te laten zijn.
Bij de diskussie over bezuinigingsvoorstellen kunnen we hier misschien op
terug komen, maar ik denk dat met de huidige voorstellen het niet het geval
behoeft te zijn. Daar waar mogelijk een tendens in die richting aanwezig