- 14 -
17 december 1984
wat concrete projekten voor aan kunnen bieden. Als het erop lijkt dat u een
prioriteitstelling geeft voor taken die de overheid juist wel en voor andere,
die de overheid juist niet moet doen en ik vraag of dat zo is, is het
antwoord: nee, alles is eigenlijk dé taak van de overheid. Daarmee lijkt
het een mooi verhaal, maar wij kopen er niet zoveel voor.
U zegt in de nota van aanbieding dat de begroting ten opzichte van 1984 ver -
slechtert met een bedrag van ongeveer 155.000,= Dat suggereert dat we
met deze begroting er op achteruit gaan ten opzichte van het vorig jaar. Die
constatering onderschrijven wij zeker niet, wij gaan er aanzienlijk op vooruit
ten opzichte van vorig jaar. U kunt over het bedrag van mening verschillen,
het is wat lastig om precies het moment te kiezen waarop je de vergelijking
doet. Je kunt de le wijziging nemen, maar de vraag is wat daar dit jaar in
zat en wat vorige jaren. Ik denk dat de algemene conclusie niet anders kan
zijn, dan dat er een aanzienlijke verbetering is en dat er vanuit die posi
tieve geest ruimte is in de begroting om wat met het beleid te doen in de
komende raadsperiode, hoe we de voor ons liggende problémen zullen moeten
benaderen. In de meerjarenraming wordt dat positieve beeld bevestigd. En
als we naar het meerjarenbeeld kijken, dan is het jaar 1986 voor mijn fraktie
niet zo'n groot probleem, het is een tijdelijke inzinking, het overschot is
iets kleiner. Wij zouden het geen probleem vinden om in dat jaar met een
nadelig resultaat van rond 800.000,= af te sluiten, wat zou kunnen worden
gedekt uit de saldireserveWe hoeven ons niet in bochten te wringen om de
maatregelen die wij voorstaan vanwege die tijdelijke inzinking, niet of slechts
met moeite te nemen.
Er is een kanttekening die wij moeten maken bij de aanwending van de vrij
vallende kapitaalslastenWe hebben daar bij eerdere begrotingen ook reeds
opmerkingen over gemaakt. Bij analyse van de cijfers blijkt, dat er een
gedeelte van het voordelig saldo van de begroting ontstaat door vrijvallende
rente en afschrijvingen. Alleen, het bedrag aan rente en afschrijving dat
vrijvalt is hoger dan het voordelig resultaat toeneemt. Als dat zo zou zijn
omdat voor iedere vrijvallende kapitaalslast meteen een vervangende wordt
gekozen, dan zou er niets aan de hand zijn. Wij maken ons echter ernstig
zorgen dat we met ingang van 1985 weer gaan interen op de vervangingen, dat
we weer de budgettaire ruimte, die noodzakelijk is voor vervangingsinveste
ringen, gaan opsouperen aan andere vormen van nieuw beleid en over een aan
tal jaren in een vergelijkbare bezuinigingsoperatie terechtkomen, omdat er
een aantal noodzakelijke vervangingen zijn waar geen geld meer voor is.
Helaas is het zo, dat een groot gedeelte van de bezuinigingen weer zal
vallen buiten het gemeentelijk apparaat, want daar kun je ze uiteraard het