- 52 -
17 december 1984
uiterlijk 31 december van het jaar waarin de ontwerpbegroting wordt ingediend,
kunnen de colleges het oordeel van de raden over de ontwerpbegroting schrifte
lijk aan het bestuur meedelen," U wordt dus geacht vóór 31 december ons oor
deel over de ontwerp-raambegroting van de muziekschool aan het dagelijks
bestuur van die club bekend te maken. Maar op de agenda van de raadsvergade
ring staat nergens de bespreking van de ontwerp-raambegroting en we zijn dus
eigenlijk helemaal niet in de gelegenheid om dit te doen.
II .i en II.j, akkoord. II.k, de peuterspeelzalen. Ik moet vaststellen dat ei
ook vandaag nog steeds geen redelijke aanleiding bestaat om in te spelen op
de door mij nog steeds bij het CDA gesignaleerde behoefte om die peuterspeel
zalen nu ook eens aan te pakkeu. Gewoon afblijven, gewoon de kans geven op
een toch al niet zo royale basis voort te bestaan. De door mevr. Blommers
gegeven motivering onderschrijf ik volledig. Ik ben ook akkoord met II.1.
Ten aanzien van de Borg zitten we eigenlijk met een punt waarvan je zou
moeten zeggen: op hoop van zegen. Aan overtuiging ontbreekt het mij eigenlijk
wel een beetje. We hebben niet veel andere mogelijkheden dan het kiezen voor
het voorstel van het college. Eén ding hoop ik in ieder geval wel, dat is
dat er een modus gevonden wordt waarop ook de vereniging passend betrokken
kan blijven in het Soester culturele gebeuren. Ik heb wel eens de indruk dat
de betekenis van de vereniging wordt onderschat. Met III.n ben ik akkoord.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, ik wil proberen iedereen zoveel mogelijk recht
te doen in de beantwoording, waarbij ik misschien, als ik de een beantwoord,
ook al de ander beantwoord. Ik denk dat met name datgene wat door mevr.
Blommers is gezegd ten aanzien van jeugdzorg en in zijn algemeenheid over de
wijze van subsidiëring, juist is. Dat is een belangrijke constatering die
het college gebracht heeft tot het besluit zoals dat hier ligt. Dat brengt
mij meteen tot de opmerkingen die de heer Van Brummelen in dat opzicht heeft
gemaakt. Hijsuggereert dat dit college, ook in het overleg, de voorstellen
van de Stichting Jeugdzorg zou hebben genegeerd. Ik werp dat verre van mij.
Ik denk wel dat wij in tweede instantie een ander soort overleg hebben ge
voerd dan in eerste instantie, waarbij allerlei mogelijkheden de revue hebben
kunnen passeren. In tweede instantie, na de suggestie die door de raadscom
missie is gedaan, is er nog overleg gevoerd op basis van het voorstel van het
college zoals dat er lag en de tussenvariant die vanuit de commissie was
gekomen. Daarbij stond voorop het streven om het aantal beroepskrachten, zoals
in het voorstel van het college stond geformuleerd, terug te brengen tot 3,
rekening houdend met een zekere vergoeding voor coördinatie, met sterk in de
achtergrond -dat heb ik in de commissie ook gezegd- datgene wat voor deze
raadsperiode is afgesproken ten aanzien van het vrijwilligerswerk en ook