- 9 -
24 januari 1985
volume-
an maar,
wvereni-
tot
alsnog
ij ze
commissie
Het blijkt
eigenlijk
irop er
Dï-d gaan
er moeten
mgeven
een projekt
1, de deel-
met gelden
an op die
olgorde van
n aanmerking
jgen we dan
iu me t de
waar eigen
mij ook
komen, zowel
s waar we
ondergeschikt
ali cht
Dan kun je ook een antwoord geven op de vraag of die inspraakmogelijkheid
wel voldoende is,omdat we dan weten wat de mogelijkheden zijn binnen deze
verordening.
Heer VAN GARDEREN: Mijnheer de voorzitter, in dit raadsvoorstel wordt enkele
keren gesproken over de beeldbepalende panden. Ook de Historische Vereniging
schrijft hierover in haar brief. Wij willen u verzoeken om ook voor Soest
een dergelijke lijst op te stellen, waarop de panden vermeld worden die
voor onze gemeente behouden dienen te blijven. Het lijkt ons heel goed
mogelijk om dit in samenwerking met de Historische Vereniging te doen.
Wanneer u in maart het meerjarenplan 1985/1989 voor de intergrale aanpak
stadsvernieuwing aanbiedt, lijkt het ons noodzakelijk dat hierbij ook een
lijst van monumenten en indien mogelijk ook een lijst van beeldbepalende
panden aanwezig is, waaraan ook een urgentielijst gekoppeld zou moeten
worden betreffende renovatie, indien dat nodig is.
Dan is er de vraag of er voldoende deskundigheid in huis is wanneer er
gerestaureerd moet worden en wanneer die plannen beoordeeld moeten worden.
Verder zijn wij er voor om in het stadsvernieuwingsplan betreffende monumen
ten en beeldbepalende panden een aktief beleid te voeren, voor zover dat
nodig is. De wijzigingen die u weergeeft in uw brief van 21 januari j.1.
verbeteren en verduidelijken het geheel waarmee wij graag instemmen.
In de inspraakverordening onder het hoofd inspraakprocedure, artikel 5.1
spreekt u uit dat voor elk beleidsvoornemen waarop inspraak wordt verleend
een inspraakprocedure vastgesteld zal worden. Hoe weet de burger op welke
beleidsvoornemens inspraak wordt verleend en wat houdt de inspraakprocedure
in? Het lijkt mij noodzakelijk dat dit verduidelijkt wordt, zodat het ook
getoetst kan worden als men weet waar men aan toe is.
Verder kan ik mij wel vinden in dit stuk.
Heer VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, de nieuwe wet stads- en dorpsvernieuwing
heeft meer een aspekt van decentralisatie dan dat er veel verandert. In die
zin moeten we er ook geen wonderen van verwachten en hoeven we alleen maar
onze zaken te regelen. Inspraak is voldoende aan de orde geweest in alle
commissies en ook vanavond weer. U komt daar in uw brieven van 14 en 21
januari voldoende op terug en wat dat betreft kunnen wij ons wel met die
inhoud verenigen. We moeten het plan 1985/1989 maar eens inwachten en dan
wat ervaring gaan opdoen met de hele wet stads- en dorpsvernieuwing. Daarna
kunnen we kijken op welke plaatsen er nog correcties mogelijk zijn of nodig
zijn. Wel wil ik nog bepleiten dat u de inbreng via één van die funktionele
commissies, in dit geval r.o. zeer zeker gestand doet en dat u ook in het
overleg een bepaalde struktuur inbrengt. Er zijn namelijk overlegsituaties
jnzin,
Maar
t
motto
ce
ten,
nspraak
niet
verleg
iluit mij