- 26 -
23 mei 1985
voorstellen komen die geld kosten en die niet door het rijk betaald worden,
daar als gemeente geld voor beschikbaar te stellen. Deze mensen zitten in een
grote achterstandpositie en wij moeten als gemeente proberen deze zo snel
mogelijk te verbeteren.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, er is veel kritiek geuit op de tijd die het
geduurd heeft voordat deze nota kon worden behandeld in de gemeenteraad. Uit
het raadsvoorstel kunt u al lezen hoe dat komt: er is bewust gekozen voor
het proberen te komen tot een nota minderhedenbeleid middels het samenwer
kingsverband. In dat samenwerkingsverband hebben we te maken met mensen uit
een andere cultuur, met een andere taal en andere gewoonten, waarvoor het
een hele tijd duurt voordat ze zich het totstandkomen van de nota en alles
wat daarmee te maken heeft,eigen hebben gemaakt. T.k denk dat het juist is
om met name die groepen, die op een aantal punten in een achterstandsitua
tie verkeren, de gelegenheid te geven om zo volwaardig mogelijk hun bijdrage
te leveren aan het totstandkomen van het minderhedenbeleid. Er zijn heel wat
vergaderingen van het samenwerkingsverband aan gewijd en ook mijn geduld is
in dat opzicht fors op de proef gesteld, maar ik vind dat we dat er voor over
moeten hebben. Mijnheer Pothuizen meldt dat er klachten zouden zijn vanuit
dat samenwerkingsverband over de wijze waarop de minderhedennota tot stand
is gekomen. Er zullen ongetwijfeld af en toe opmerkingen zijn gemaakt, maar
in de vorm zoals u ze noemt ken ik ze niet. Mevr. Greefhorst heeft gevraagd
of de nota niet nog wat breder had moeten zijn, want er is ook een Surinaamse
bevolkingsgroep. Het is voor ons heel moeilijk vast te stellen of er een
Surinaamse groep is, omdat over het algemeen zo'n groep bestaat uit mensen
met een Nederlands paspoort, die zich overigens nauwelijks of nog niet hebben
georganiseerd. Dat laatste is van wezenlijk belang, wil men via het samen
werkingsverband goed in contact komen met een groep.
In de commissie heb ik ook al toegezegd dat u in juni een voorstel kunt ver
wachten omtrent het instellen van een art. 61-commissie voor wat betreft het
minderhedenbeleid. Het CDA heeft aan die constructie geen behoefte, maar we
zullen in het kader van dat raadsvoorstel daar ongetwijfeld op terugkomen.
Een van de grootste problemen die door de buitenlandse Soesters zelf vaak
naar voren zijn gebracht, is het ontbreken van een eigen ruimte die dusdanig
beschikbaar is dat ze daar hun eigen cultuur in voldoende mate kenbaar kunnen
maken, dat het voor hun voldoende herkenbaar is. In het samenwerkingsverband
hebben we daar meermalen over gesproken en in de laatste vergadering heeft
dat ertoe geleid dat er een brief is gegaan naar het college met een aantal
suggesties. Er zal zeker binnen enige maanden een voorstel van het college
kunnen komen waarbij op die problematiek zal worden ingegaan en waarin be
keken zal worden of er een oplossing te vinden is. Daar heeft overigens wel