- 16 - 24 januari 1985 Heer VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, de toelichting van de secretaris is natuur lijk volkomen juist. Het zou overbodig lijken om een overleg in de verordening op te nemen. Wij denken dat het afhankelijk moet worden gesteld van de er varing in de komende periode. Zou blijken dat er onvoldoende overleg is met de woningbouwverenigingen, dan behouden wij het recht voor om bij de herzie ning van deze verordening toch door middel van een motie daar verandering in aan te brengen. MevrBLOMMERSVoorzitter, zoals duidelijk mag zijn, heeft onzê fraktie geen behoefte aan het vastleggen van het overleg met de woningbouwverenigingen in de verordening. Natuurlijk zou kunnen blijken in het jaar dat we werken met deze verordening, dat het overleg met de woningbouwverenigingen op enige wijze een andere struktuur zou moeten krijgen. Dat is een ander onderwerp, dat bij de hele beoordeling best aan de orde mag komen, maar wat ons betreft niet in de verordening. VOORZITTER: Dan zou ik de diskussie nu willen afronden. Mijnheer Van Gelder zette in derde instantie de diskussie voort omdat hij meende dat er een meer derheid voor zijn gedachte was, maar ik constateer dat die meerderheid er nu niet meer is. Mijnheer VAN GELDER: Voorzitter, ik vind dat de toelichting van de secretaris de zaak niet verduidelijkt heeft. Ten eerste heeft de secretaris zijn mening gegeven en dat vind ik een volstrekt ongebruikelijke gang van zaken. De me ningsvorming moet een politieke meningsvorming zijn en de vraag of de veror dening als zodanig verslechtert of verbetert noem ik geen technische toelich ting. In essentie is aan de orde dat de inspraakverordening geen onderscheid aanbrengt in een partikulier die voor zijn eigen woning eenmalig om subsidie vraagt en een woningbouwvereniging die nu eenmaal in een proces van meerjaren planning met de gemeente bezig is plannen te ontwikkelen en in dat proces een stuk zekerheid moet vinden dat de plannen die in een bepaald jaar ont wikkeld worden en ongetwijfeld doorlopen in latere jaren gebaseerd kunnen worden op het hele proces van het nemen van beleidsvoornemens. Dat is een wezenlijk verschil en een heel principieel punt. Ik ben het overigens wel met u eens dat ik daar nu beter geen motie over kan indienen, want de meer derheid van de raad is dit probleem niet geheel duidelijk. VOORZITTERHet verschil tussen overleg en inspraak en tussen insprekers en overlegpartners vereist in de praktijk misschien een nadere toetsing, maar ik denk dat het voor ons, dagelijks bestuurders zeer duidelijk is. Dan wil ik nu overgaan tot besluitvorming. De motie hoeft dus verder niet in stemming te worden gebracht. Er worden in feite 4 besluiten genomen. Het eerste is het aannemen van de subsidieverordening, onder de condities zoals ze door het college zijn toegezegd.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1985 | | pagina 17