- 2B -
13 juni 1985
Heer BLOM: Voorzitter, ik zal het kort houden, want mijn argumentatie is
bekend. Ik ga niet akkoord met die voor het Soesterveen, met de andere twee
wel
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming met deze aantekening aangenomer.
22. Voorstel tot verkoop van een perceel grond gelegen voor en naast het perceel
Waldeck Pyrmontlaan 39 aan mevrouw M.J.P. Wolterink-Michaël te Baarn en de
heer J.H. Michaël te Leidschendam.
23. Voorstel tot verkoop van de woning Weegbreestraat 217 aan de heer A.H. Hilgers
te Hilversum.
24. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst waarbij de gemeente aan de
Staat der Nederlanden een zakelijk recht verleent voor het hebben en onder
houden van een persleiding op het perceel kadastraal bekend gemeente Zeist,
sectie C. nr.1114.
25. Voorstel tot het aangaan van een ruilovereenkomst met de heren M. en T. Muis j
te Soest, waarbij de gemeente in eigendom verwerft het perceel Koningsweg
21/23 en de gemeente afstaat een perceel grond gelegen aan de Dorresteinweg
26. Voorstel tot verkoop van twee percelen grond aan Bloemheuvel aan de Woning
bouwvereniging St Joseph te Soest.
De voorstellen 22 t/m 26 worden achtereenvolgens zonder diskussie en zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
27. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet wegens de aanschaf
en de installatie van een calamiteitenschakeling op het cai-net.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, met het voorstel als zodanig zijn wij het eens,
dat is ook logisch gelet op de besluitvorming met betrekking tot het rampen
plan. Waar wij ernstige problemen mee hebben, ook bij de voorbereiding van
andere voorstellen die ons deze en andere raadsvergaderingen bereiken, is de
manier waarop met dit besluitvormingsproces is omgegaan. Het heeft drie
commissievergaderingen van a.b.z. moeten duren en een interventie van onze
kant via het verslag van de commissie a.b.z. om duidelijk te krijgen dat de
besluitvorming over het onderwerp als zodanig niet iets is dat je zo maar
even tussen neus en lippen door kunt regelen, maar wat op de normale wijze
langs de procedure van de raad moet. Dat vind ik bijzonder ernstig, want het
zou een stuk bewustzijn bij het college behoren te zijn dat dit soort voor
stellen, zonder dat dit soort excercities door raadsfrakties of raadsleden
behoeven te worden gedaan, op de normale wijze aan de raad moeten worden
aangeboden. Ik zou u dan ook in overweging willen geven om met name bij de
afwikkeling van de geldende procedures wat meer aandacht te besteden aan
wat daar op dat gebied gebruikelijk voor is.
Heer POTHUIZEN: Mijnheer de voorzitter, ik wil niet nalaten op te merken dat
ik toch wel wat twijfels heb over de effektiviteit van het gekozen middel.