- 18 - 19 september 1985 tijdstip dat het allemaal uitgesloten is. In de brief van de adjunct-direkteur van gemeentewerken staan een aantal dingen die je kunt zien als een waarde-oordeelWij denken dat het niet ver standig is dat ambtenaren zich op dat gebied gaan begeven in zulke duidelijke waarde-oordelenIk zou u willen aanraden dit mee te nemen naar de commissie a.b.z. want dit zou best besproken kunnen worden. Wij hebben de commissie r.o. en dat is een commissie van advies en bijstand. Het lijkt mij dat u in twijfelgevallen zoals dit in mijn ogen in 1982 was, wat sneller naar de commissie zou kunnen komen. Heer BEIJEN: Voorzitter, bij hetgeen mijnheer Van Logtenstein heeft gezegd sluiten wij ons aan. Alleen de opmerking over de brief die is uitgegaan van het waarnemend hoofd van gemeentewerken, waarbij wordt gememoreerd dat er subjektieve opmerkingen gemaakt zijn, daarbij willen wij nog zeggen dat die volstrekt overbodig zijn geweest, omdat iedereen die zich bij deze materie betrokken voelt -en dat zijn zeker de mensen van de commissie r.o.- voor zichzelf die conclusie had kunnen trekken. Heer VAN GELDER: Voorzitter, ik vind het onjuist dat het college de brief van het waarnemend hoofd van gemeentewerken aan ons stuurde. Dat vind ik een veel fundamenteler element in de diskussie, want daarmee plaatst u die ambtenaar in een positie waarin hij niet hoort te zitten, ondanks het feit dat u de stellingname niet overgenomen heeft in uw notitie. Het feit dat hij u adviseert over iets dat hij meent te signaleren, maakt u aan ons kenbaar. Als u het er niet mee eens was geweest, had u de ambtenaar daarover aan moeten spreken. Door het feit dat u de brief aan ons stuurt, creëert u een nogal merkwaardige situatie, want het is niet duidelijk of u met die ambtenaar van mening bent dat er een hetze is of niet. Maar dan vraag ik mij af wat wij dan met dat standpunt moeten. Ik zou u in overweging willen geven dat u in principe de signalen die uit het ambtelijk apparaat komen voor uzelf weegt en beoordeelt en dat u dat standpunt dan al dan niet aan ons kenbaar maakt. Als wij het willen weten en erom gaan vragen, dan kunt u natuurlijk altijd gedwongen worden om die informatie op tafel te leggen, maar dan zitten we in een andere situatie. Dat is essentieel voor de diskussie die in het kader van de brief gevoerd zou moeten worden. Het heeft met de inhoudelijke diskussie over het onderwerp niets te maken, maar nu het toch aan de orde is gekomen zou ik u voor willen stellen er in de commissie a.b.z. nog eens verder over te praten. Wethouder PLOMP: Voorzitter, met betrekking tot het verzoek van mijnheer Van den Brakel om een aantal zaken mee te nemen in de verdere behandeling en uitwerking van het voorstel denk ik dat het college akkoord kan gaan. Mijnheer Van Logtenstein heeft een opmerking gemaakt over de snelheid waar-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1985 | | pagina 267