67
18 november 1985
denk dat dat beter is dan daar nu moties over aan te nemen. We wijzen dus
die motie af. De vierde motie gaat over de termijn van 2| maand, waarvoor
eigenlijk hetzelfde geldt. Dat is iets dat beter in a.b.z. als een punt van
huishoudelijke aard met elkaar besproken kan worden. U weet hoe ongelooflijk
weinig tijd er al is om het allemaal klaar te krijgen. Om dat onder nog meer
druk te zetten, daar voel ik eigenlijk niets voor, want alleen daardoor
zouden er teveel fouten gemaakt worden en dan raak je nog verder in de puree.
Heer RIBBINK: Voorzitter, misschien zou het de overweging waard zijn om
de commissies onderwijs en welzijn veertien dagen later te houden.
Wethouder MENNE: Voorzitter, we hebben eerder afgesproken dat financiën
als laatste commissie aan de orde komt. Dat moeten we naar mijn mening
handhaven, want er is in het verleden gebleken dat dat inderdaad nut heeft.
VOORZITTER: Ik stel voor dat we nu de moties gaan behandelen. De motie van
mijnheer Verheus neem ik eerst, waarin voorgesteld wordt om over 1985
alsnog het vastrecht te verlagen.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, wij steunen dat voorstel niet. De reden daarvoor
is, dat wij van mening zijn dat als we deze verlaging nu toepassen, zonder
dat we daar de consequenties van kunnen overzien, we mogelijkerwijze met
dezelfde snelheid het weer terug moeten draaien. We zouden mee kunnen gaan
met een gewijzigd voorstel in die zin, dat we die 250.000,= reserveren
(dus niet in de reserve laten zitten, maar apart zetten) en dat we bij de
evaluatie van het kwijtscheldingsbeleid nader bezien of mogelijkerwijs dat
geld aangewend zou moeten worden, omdat het budget dat we daar eerder voor
vastgesteld hebben,ontoereikend is.
Heer VERHEUS: Mijnheer de voorzitter, het is een mooi verhaal dat mijnheer
Van Gelder houdt, maar voor alle duidelijkheid willen wij een uitspraak van
de raad over het voorstel zoals dat door ons ingediend is. Ik wil graag
hoofdelijke stemming.
Met 13 stemmen tegen en 12 stemmen voor wordt de motie verworpen.
Voor de motie stemden de gehele CDA-fraktiede heren Van Garderen, Pothuizen
en Visser; tegen de motie stemden de PvdA-fraktie en 9 leden van de VVD-frak-
tie (de heer Arnold was afwezig en mevr. Nolen had inmiddels de vergadering
verlaten)
VOORZITTER: Dan gaan wij over tot stemming over de motie van de PvdA-fraktie
die gaat over het bevorderen van het vrouwelijk element in het gemeentelijk
apparaat
Heer BOLHUIS: Voorzitter, nu ik deze motie voor mij heb, vraag ik mij af
wat het verschil is tussen het standpunt van het college ten aanzien van
dit onderwerp en wat in de motie staat.
VOORZITTERIn de motie staat dat bij gebleken gelijkwaardigheid, het college