ie op
dat
toen
eweest
ik
lm
ie dit
aan
an
ervan
iof i lm
iet de
film voor
iwerkers
die dus tot vanmorgen niet wisten wat er op de film stond en ook niet
welke plaatsen daarop voorkwamen. Bij het vertonen van de film vanmorgen
is niet onomstotelijk duidelijk geworden waar die opnamen precies zijn
gemaakt. Mijnheer Brunekreef, Klandermans, Van Laar en ik zijn daarna het
bos ingegaan. Wij hebben ons daar door mijnheer Van Laar laten voorlichten
over zijn visie. Die heb ik dus niet kunnen stellen tegenover de consta
tering gisteren en ik had ook nog geen gelegenheid om hierover met het
college uitgebreid te spreken, dus ik geef hier mijn persoonlijke
visie weer. Voor zover ik thans kan overzien en beoordelen is er geen
sprake van het bewust verdoezelen van feiten die op de videofilm staan.
Ik heb de overtuiging dat het past in het normale patroon van het bosonder-
houd. Op de plaats waar wij geweest zijn kwam de vraag in mij op hoe het
mogelijk is dat mijnheer Visser op de fiets op deze plekken, die dus
voorkwamen op de film, kon constateren dat daar sprake was van het
verwijderen van bomen. We zijn op bospaden geweest die nauwelijks begaan
baar zijn voor fietsen en bovendien verboden zijn voor het verkeer. De
vraag is dus hoe hij aan zijn informatie komt. Ik wil benadrukken dat
hier naar mijn mening niet iets gebeurd is dat niet door de beugel kan,
dat er bewust is afgeweken van een patroon. Dit als aanvulling op de
informatie die ik maandagavond heb verstrekt, voorzitter.
Heer POTHUIZEN: Voorzitter, ik vind het moeilijk om hierop te reageren.
Het verbaast mij toch weer. Het eerste deel van de persoonlijke verklaring
van de wethouder respekteer ik, daar ben ik het mee eens, afgezien van het
feit dat ik geen opmerking heb gemaakt, maar een vraag gesteld. Het tweede
deel van zijn verklaring daarmee kom ik in problemen. Er is ons gevraagd,
als raadsleden, om ons geen oordeel te vormen en om dat niet uit te spreken
voordat er door de rechter een oordeel is gevormd en uitgesproken. Ik kan
mij niet aan de indruk onttrekken dat mijnheer Oudemans in het tweede deel
van zijn persoonlijke verklaring wel een oordeel uitspreekt. Als hij dat
doet dan geeft hij daarmee de vrijheid aan de leden van deze raad om dat
ook te doen.
Wethouder OUDEMANS: Voorzitter, ik geloof dat mijnheer Pothuizen twee dingen
door elkaar haalt. Het is een aanvulling op de informatie die ik maandag
heb verstrekt, omdat ik nu informatie heb die ik toen nog niet had en die
ik de raad niet wil onthouden. Het gaat om de kwestie dat er bomen zijn
weggehaald die op de videofilm voorkomen, wat eigenlijk bevreemding zou
wekken. Ik stel daar tegenover -dat heeft met de kwestie van het bespuiten
als zodanig niets te maken- dat dit past in het normale onderhoudsschema
Heer VISSER: Dat is een conclusie die mijnheer Oudemans trekt, dat het
onbespoten bomen zijn, maar ik blijf bij mijn verklaring dat ik meen dat
85
- 17 -
21 november 1985
n. Aan
an
ebben
de
edig
eens
irdeling
.traks
i
Pot-
ikking
geschetst
daar
is niet
ig een
it
nd-up'
at het
de