5 - 19 21 november 1985 van :plaats van g op/in van ■.rappen zonder 1 van ng i op/in iat moet oord, college maar n wat iet colle- 1 1 van king jke slage- aangenomf id verklarf jmeester ei want de og eens at op blz. ;oetsing va ,t. Daarna wordt getoetst aan wat eventueel wenselijk zou zijn in de naaste toekomst en of je daarop een bestemmingsplan zou moeten gaan afstemmen, dus moet gaan anticiperen. Verder staat op blz. 5 dat het college en de commissie erkennen dat de belangen van mijnheer Lanser onmiskenbaar zijn. Dat zijn in wezen de twee zaken waar het in deze beroepsaffaire om ging. Bij het behandelen van deze zaak heeft de beroepschriftencommissie moeite gehad met het gevoelsmatige aspekt (wat zou je iemand willen laten doen) en het funktionele, objektieve aspekt. De commissie heeft zich uitdrukke lijk bezig gehouden met de vraag of het college van B&W als enige instan tie die bouwvergunningen kan afgeven, correct heeft gehandeld bij het beoordelen van dit bouwplan. Als commissie komen wij tot de conclusie dat je op formele gronden niet anders kan constateren dan dat dat juist is. Daarmee blijft over dat je daarmee niet tegemoet komt aan de wens van mijnheer Lanser om tot een betere bedrijfsuitoefening te komen, dat is daarmee geblokkeerd. Met dat probleem zitten wij en als ik de brieven van het college lees, denk ik dat het college daar ook mee zit. Tenslotte wil ik de raad wijzen op het laatste deel van het voorstel, waarin uitdrukkelijk staat dat wij het college uitnodigen om specifiek dat gebied te gaan betrekken bij de beleidsafweging in de naaste toekomst, dat we daar willen laten zien, ook vanuit r.o., wat we daar wel en wat we daar niet willen hebben. Heer VAN DEN BREEMER: Mijnheer de voorzitter, voor ons ligt een beroep van mijnheer Lanser van de witte boerderij op de Eng, om voorziening in een door het college geweigerde vergunning voor de bouw van een veestal. Als we over de noodzaak spreken staat op blz. 4 van uw voorstel: "Overigens erkent het college dat de belangen van aanvrager onmiskenbaar zijn." Dat blijkt ook uit het door het college gevraagde advies van de Directeur voor landbouw en voedselvoorziening in de provincie Utrecht. "De huisvesting van de vee stapel is bijzonder ongunstig. De verzorging en voedering van het vee en het melken is daardoor bijzonder arbeidsintensief en ergonomisch bijna onverantwoord." In de motivering van de bestreden beschikking schrijft het college: "Het bouwplan is in strijd met het uitbreidingsplan regelende de bestemming in hoofdzaak van gronden ten noorden van de spoorlijn Utrecht/ Amersfoort, vastgesteld op 3 december 1948. Dit uitbreidingsplan geeft weliswaar aan de betreffende grond een agrarische bestemming, doch hierbij is bepaald dat bij het agrarisch bedrijf ten hoogste één stal of schuur mag worden gebouwd." Mijnheer de voorzitter, het is mijns inziens niet reëel om uit te gaan van het feit dat bij deze formulering is voorzien dat bedoelde bepaling na 37 jaar nog als reëel beschouwd zou worden. Daarbij zal geen spoedige herziening van dit bestemmingsplan plaatsvinden, wat ook blijkt r t

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1985 | | pagina 448