- 9 -
20 december 1985
erkentelijk voor dat u dit voor mij heeft willen doen.
Mijn vrouw vroeg mij vanmorgen op een gegeven ogenblik:"Hoe voel je je nou,
vandaag, op de dag van het afscheid?" Ik heb daar even over moeten denken
om de juiste woorden te vinden om dat uit te leggen. Ik heb toen gezegd:
"Ik voel mij als iemand die zich bevindt in een niemandsland, in een gebied
tussen twee landen in. Ik heb het ene zojuist doorkruist en doorreisd en
ik ken het enigermate. Ik kijk erop terug en ik denk terug aan de mensen
die ik daar ontmoet heb en hetgeen ik daar heb beleefd. En ik sta op het
punt om het andere land binnen te trekken en te gaan verkennen. Je bent
dan toch nieuwsgierig wie je daar zult ontmoeten en welke belevenissen je
zodadelijk daar zult meemaken."
Sinds 1947, dus ongeveer zon 38 jaar, hebben het beroep, de funktie en ook
de vele nevenfunkties een groot deel van mijn tijd, van mijn aandacht en
energie opgeëist. Vandaag komt hieraan een einde, enkele jaren eerder dan
ik had gehoopt en verwacht. Je moet daar wel even aan wennen. Je moet dat
leren aanvaarden, want je bent gehecht aan je werk en aan de mensen die je
dagelijks ontmoet en zeker aan de mensen met wie je zoveel jaren hebt
samengewerkt. Je moet je wat onthechten, je moet je ervan losmaken. Nieuwe
mogelijkheden niet alleen ontdekken, maar ze ook benutten, want een mens
mag niet blijven stilstaan, maar moet blijven werken aan zijn ontwikkeling.
De mensen die mijn kamer regelmatig bezochten, weten dat er behalve het
portretje van de stadsschrijver dat de burgemeester reeds ten tonele heeft
gevoerd, ook iets heel wat moderners hangt, namelijk een tekst van Koot en
De Bie. Die tekst eindigt met de stelling: Want een leven zonder werken
kan ook heel fijn zijn. Ik heb die tekst gekregen van de toenmalige gemeen
te-arts, dokter De Kok, die mij bovendien aanraadde iedere morgen na binnen
komst deze tekst te lezen. Hij had daar kennelijk wat mee voor. Ik moet u
eerlijk zeggen dat ik deze tekst de laatste maanden met andere ogen en met
andere gedachten en gevoelens heb gelezen dan voorheen.
U zult kunnen begrijpen dat ik in dat overgangsgebied tussen het verleden
en de toekomst meer denk aan hetgeen achter mij ligt,dan aan hetgeen komen
gaat. 1947, dat schreven we 38 jaar geleden, één van de veertiger jaren.
Na de oorlogsjaren, jaren van lijden, bedreigingen en geweld was er
nieuwe hoop geboren. De jaren vijftig en zestig werden gekenmerkt door her
stel en wederopbouw, door streven naar integratie, naar samenwerking, naar
consensus, een nieuw élan, een nieuwe planning naar een nieuwe toekomst,
naar het leven in een open gemeenschap waarin zeggenschap, welvaart, welzij
voor velen in toenemende mate beschikbaar zou zijn. In de tweede helft van
de zeventiger jaren vooral, bleek dit ideaal een droombeeld geweest te zijn
Ontwakend uit deze droom zagen we een andere werkelijkheid, een werkelijk-