geloof in de voordelen, zoals ze door mijnheer Visser in zijn motie zijn
verwoord. Gegeven de besluitvorming die in die motie is verwerkt, die per
definitie niet tot een andere uitkomst leidt dan het college-voorstel en
het misschien mogelijk is dat de scholen wat te makkelijk in hun opvattingen
zijn geweest ten aanzien van de richting die het zou moeten gaan nemen,
heb ik de neiging om de motie van mijnheer Visser te steunen.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, wij waren het in de fraktie niet helemaal eens
over dit voorstel. Mijn voorkeur gaat uit naar een eenhoofdige schoolleiding.
De argumenten die genoemd zijn kan ik onderschrijven, de schaal van de
organisatie is zodanig dat een meerhoofdige schoolleiding het proces van
integratie niet zou bevorderen. In sommige organisaties, met name de grote,
komen meerhoofdige direkties voor en meerhoofdige raden van bestuur, maar
dan vindt er een portefeuilleverdeling plaats en dan vindt de uitvoering
van taken onder de eindverantwoordelijkheid van één portefeuillehouder van
de meerhoofdige direktie plaats. Als er integratieprocessen in dat soort
organisaties moeten plaatsvinden, dan wordt er in ieder geval voor gezorgd
dat de eindverantwoordelijkheid bij één direktielid komt te liggen. Gelet
op de schaal van de organisatie is dat hier niet aan de orde. De teams
op de scholen moeten uiteraard als een team werken en zolang dat gebeurt
en men kan gezamenlijk tot de vaststelling van het beleid en het regelen van
de uitvoering daarvan komen, kun je je bij wijze van spreken wel een
achthoofdige leiding permiteren. Op het moment dat er om de een of andere
reden problemen komen, werkt een meerhoofdige schoolleiding niet bevorderend
om tot een coördinatie en hersmeden van het team te komen. Er is sprake van
integratie van twee vormen van onderwijs, waardoor een eenhoofdige leiding
naar mijn idee de voorkeur verdient. Volstrekt los daarvan staat de vraag
wie dan benoemd wordt. Dat gebeurt inderdaad niet erg emancipatoir. Daarom
vraag ik mij af in welke mate de diskussie heeft plaatsgevonden om juist de
keus op de vrouwelijke kandidaat te laten vallen. Als een dergelijk voorstel
ook maar enige kans van slagen zou hebben, zou dat mijn steun uiteraard
kunnen krijgen. Als niet duidelijk is dat er een gelijkwaardige vrouwelijke
kandidaat is, dan vind ik het kiezen voor een tweehoofdige schoolleiding
het ontwijken van een keuze, ondanks het feit dat wij liever hadden gezien
dat de keus op een vrouw was gevallen. Overigens zou ik mij kunnen vereni
gen met de steun aan de motie Visser als die in die zin zou worden gewijzigd,
dat nog eens nagegaan zou worden of er onder de vrouwelijke kandidaten niet
voldoende geschikte kandidaten zijn om die te benoemen als eenhoofdige
schoolleiding
IS
O
uw
>u
die
iet
sproken
we
een
Di e
,r ons
l ze lf
ssul-
et aan
te
is ge-
van
ze
en-
;se
>ns
net een
Duder
kig
- 9 - 28 februari 1985