19 juni 1986 - 18 - is. De heer Baks heeft gevraagd of de commissie welzijnsplanning om advies is gevraagd. Dat is officieel niet gebeurd, maar op zich kan op vrij eenvoudige wijze het antwoord van de commissie verkregen worden. Dan hoef ik maar te citeren uit het advies dat de commissie heeft uitgebracht eind mei, pagina 19 waar staat: "Nu de eerste ervaringscijfers van C-drie bekend zijn, kan worden gesteld dat deze met name voor de inhoudelijke aspecten hoopvol zijn te noemen. Voor de verwezenlijking van de intenties bij de opzet van dit centrum blijkt zowel in 1986 als in 1987 een extra financiële steun noodzakelijk." Dat is weliswaar een globaal antwoord, maar een duidelijke ondersteuning van het raadsvoorstel dat voor u ligt. Als ik dan inga op een aantal andere opmerkingen, dan denk ik dat het goed is om inderdaad de opmerking van de heer Krijger in acht te nemen daar waar hij opmerkingen maakt over de wegingsproblematiek. Ik wil daar op dit moment niet op ingaan. Als de vraag gesteld wordt of dit raadsvoorstel met het gedeeltelijk niet honoreren van de wensen van het bestuur van C-drie leidt tot het opstappen van dat bestuur, dan moet ik zeggen dat mij tot op heden geen enkele reactie van de kant van C-drie heeft bereikt die erop duidt dat, de inhoud kennende van dit raadsvoorstel, er bij hen overwegingen zijn die zouden kunnen leiden tot opstappen. Alhoewel ik dat in een expliciet gesprek waarin dat nadrukkelijk aan de orde is gesteld, niet zo heb getoetst. Heer VAN GELDER: Had u die dan bij het Dorpshuis Soesterberg wel van te voren? Wethouder KINGMA: Ik denk dat de situatie bij het Dorpshuis Soesterberg een volstrekt andere is, die hier moeilijk mee te vergelijken valt. Wat niet wegneemt dat uw opmerking over het opstappen van een bestuur op zich begrijpelijk is. Het gebrek aan signaal, wetende ook hoe het bestuur van C-drie en het gemeentebestuur met elkaar omgaan en hoe de gesprekken ver lopen zijn in de commissie welzijn, is niet aan de orde. Bij het college zou dit zeker duidelijk zijn geworden inde zin zoals u dat net heeft aangegeven. Er is geen reden om op uw suggestie in te gaan. Mevrouw Tomassen heeft met name als poging tot ondersteuning van haar amende ment, aangehaald een brief van het Ministerie van WVC. Dat noopt mij wel tot reageren. In de eerste plaats geeft de inspectie duidelijk aan dat er in de toekosmst mogelijk negatieve ontwikkelingen te verwachten zijn. Dan zeg ik: we hebben niet voor niets met elkaar afgesproken -dat heb ik in eerste instantie al gezegd- om een toetsing, een evaluatie regelmatig in de komende periode te laten plaats vinden. U zult als raad zeker goed in staat zijn, zeker als er voor de inspectie aanleiding is om nog meer brieven te schrijven, gezien de ontwikkelingen die er in de toekomst plaats vinden, dat in uw beoordelingen mee te nemen. Dan kunnen we zeker op die ontwikkelingen inspelen. Het standpunt van het college is duidelijk, dat het op dit moment nog niet zou moeten. Dan herhaal ik nog maar een keer dat het al of niet kiezen voor die cursuscoördinator van twee kanten benaderH kan worden en dat in dit geval het betekent dat het oordeel van het college wat anders is uitgevallen dan van het bestuur van C-drie. Wat niet wegneemt dat het verschil duidelijk is en dat je daarvan toch ook kunt zeggen dat, gegeven de opmerkingen over de evaluatie, er voldoende ruimte is om bij te sturen. Uw opmerkingen over de brief van WVC maken het voor mij verder nog nodig om te zeggen dat het leuk was geweest als het Ministerie dat soort brieven eerder had geschreven, zeker in een periode waarin zij financ:B aan te spreken was op de brieven die zij in dit opzicht schreef. Het is opvallend dat nu, in een periode waarin de gemeente volledig aangesproken kan worden op de financiële consequenties, dit soort brieven wel komen. In een periode waarin het Ministerie van WVC in belangrijke mate verantwoor delijk was voor de financiering, kwamen dat soort brieven niet, terwijl ik weet dat er toen ook in de cursuscoördinatie enige problemen waren.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1986 | | pagina 149