19 november 1986 - 36 - concluderen, tenzij het college mij een andere verklaring geeft, dat de bezuiniging van 17.000,= op de accountantskosten voor 11.000,= bestaat uit de bezuiniging die voortkomt uit het samenvoegen van Artishock en De Borg en dus jiiet in dit kader genoemd zou mogen worden. Wethouder KINGMA: Voorzitter, de bezorgdheid van mevrouw Tomassen over het overleg met inspraakcommissies kan ik mij voorstellen gezien de publici teit van de laatste tijd. Ik denk dat er op zich ook wel een aantal redenen voor kunnen zijn. Ik deel die zorg en ik denk ook dat we bij onszelf te rade moeten gaan in hoeverre daar verbetering in is aan te brengen. De fout zit met name ook hierin dat wij bestuurlijk op een gegeven moment ook in een bepaalde discussie raken, met name bijvoorbeeld over het wel- zijnsplan. Dat neemt enige tijd in beslag en we komen dan in een dusdanige tijdsdruk dat, willen wij onze toezeggingen naar de raad waarmaken, zodat stukken bijvoorbeeld in deze raadsvergadering aan de orde kunnen komen, er toch op onderdelen fouten worden gemaakt. Dat is gewoon zq daar hoef ik niet omheen te draaien. We kunnen alleen maar proberen zo snel en zo goed mogelijk van die fouten te leren en zo zorgvuldig met bijvoorbeeld de commissie welzijnsplanning om te gaan dat we proberen exact de afspraken na te komen zoals we dat de vorige keer hebben gedaan. Dat betekent onder andere dat gemotiveerde afwijkingen van het plan duidelijk worden gemaakt, besproken met de commissie. Dat is nu op een wat laat moment geweest, mede ook het probleem om te komen tot een afspraak met de commissie welzijnsplanning. Op zich heeft iedereen denk ik kennis kunnen nemen -èn de commissie èn u- in dat opzicht van de gang van zaken en van de inhoudelijke dicussie die daarbij een rol speelde. Het zou beter kunnen en het moet ook beter, denk ik. U mag van mij vragen daar alle aandacht aan te geven. Dat zal ik ook zeker doen, want daar hebben die commissies ook recht op. Daar wil ik geen misverstand over laten bestaan. We zullen, mede ook nog in overleg met de desbetreffende commissie, kijken in hoeverre we de toelichting die ook ambtelijk voorbereid was en waarin ook een overzicht werd gegeven van ambte lijke reacties op het concept van de commissie welzijnsplanning, alle com mentaren erop en de wijze waarop het verwerkt is, alsnog naar de commissie welkzijnsplanning kunnen sturen zodat ze daar ook uitgebreid kennis van kunnen nemen en i-n hun volgende plan er rekening mee kunnen houden. Uw opmerking over de minderhedennota, het meesturen van de ambtelijke reactie, is volkomen terecht. Dat is een fout, dat had niet gemoeten. Wat er gebeurd is, is dat op het allerlaatste moment onder de tijdsdruk die ontstaan is door de extra tijd die de commissie minderheden heeft moeten nemen en die door mij geaccepteerd is, terwijl we u toch een goed raadsvoorstel wilden doen toekomen, dit soort fouten zijn gemaakt. Ik hoop dat we in staat zijn om dat soort reacties te herstellen. Laat ik in ieder geval voor alle duide lijkheid nu zeggen dat op uw uitnodiging voor de commissie welzijn voor 27 november onder andere zal staan dat het in de bedoeling ligt om het werkplan en alles wat er mee te maken heeft van de commissie minderheden in een extra vergadering op 11 december in uw commissievergadering te bespreken omdat nog een tweede lezing in de commissie minderheden moet plaatsvinden. U mag verwachten dat dat gebeurt aan de hand van een duidelijk geformuleerd raadsvoorstel en niet in de zin van een inderdaad foutief toesturen van een ambtelijke reactie. Uw opmerking over emancipatiebeleid. Ik ben het met u eens dat snel gekomen moet worden tot facetbeleid. U weet dat er een stuurgroep is ingesteld. Die heeft uitgebreid gediscussieerd hoe een en ander aangepakt zou moeten worden. Dat heeft ertoe geleid dat er een werkgroep is ingesteld die zich op dit moment bezig houdt met het personeelsbeleid. Die is in een afrondende fase voor wat betreft een deelnotitie en gaat binnenkort in discussie met de afdeling personeelszaken en wat daar verder mee te maken heeft. Dat zal moeten leiden tot een afgeronde notitie over personeelsbeleid. In zoverre

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1986 | | pagina 263