17 november 1986
- 32
Er is door het CDA gesproken over de verzorgingsunit in Soesterberg. Daarmee
wordt bedoeld een kleine hoeveelheid bejaardenoordbedden, om het maar zo
te noemen, verblijfseenheden. U weet -dat stond ook in het bezwaarschrift
naar de provincie omtrent de sluiting van Molenschot- dat al eind 1984,
begin 1985 daarover overleg heeft plaatsgevonden en plannen zijn ingediend
bij de provincie. Nu de situatie zo ligt dat opnieuw aan een plan 1988/1990
door de provincie wordt gewerkt en tegelijkertijd dependancevorming tot
de principiële mogelijkheden behoort, mag u ervan uitgaan dat vanuit Soest
stevig ingezet zal worden om met name dat ook voor elkaar te krijgen.
De door de VVD gemaakte opmerking over het meer uitgeven dan vorig jaar
maar minder dan het plan was laat misschien de indruk ontstaan dat daarmee
één sector, in dit geval door u genoemd welzijn, een andere beoordeling
krijgt dan andere sectoren van gemeentelijk beleid. Dat is niet zo, die
sector is onderhevig aan dezelfde begrotingsrichtlijnen en heeft te maken
met dezelfde factoren zoals die in andere beleidssectoren plaatsvinden.
Geen enkel verschil dus. Uw constatering omtrent een belangrijke daling
in financiële zin ten aanzien van het club- en buurthuiswerk ten opzichte
van bijvoorbeeld muziekschool en kunstzinnige vorming kan ik niet op zijn
waarde beoordelen anders dan dat ik meen dat die niet juist is, in ieder
geval voor 1987. Zo is er ook geen verwachting, althans niet in 1987, van
een afnemende rijksbijdrage voor het ouderenbeleid, het bibliotheekwerk
en maatschappelijke dienstverlening. Dus in dat licht kan ik uw opmerkingen
niet goed plaatsen. Daar waar u aankaart de discussie over de planning
in het welzijnsveld en tegelijkertijd de contacten met instellingen en
wat je zou kunnen noemen categorale commissies zoals de commissie minder
heden, de in te stellen commissie ouderenbeleid en dergelijke, denk ik
dat u een invalshoek heeft die geen recht doet aan het feit dat met name
de commissie welzijnsplanning er met name voor de welzijnsplanningsaspecten
is en dat een aantal door u genoemde commissies niet alleen op die plannings
aspecten om een oordeel wordt gevraag maar ook op een aantal andere zaken.
Tegelijkertijd denk ik dat voor de commissie welzijnsplanning geldt dat
ze bedoeld is als een organisatie, een commissie vanuit het veld zelf,
waarbij men komt tot een integrale afweging en niet sectoraal. Dus niet
louter kijken naar ouderenbeleid, louter kijken naar minderhedenbeleid,
louter kijken naar de muziekschool of maatschappelijke dienstverlening,
maar dat naast elkaar zetten en inderdaad die afweging laten plaatsvinden
van wat moet er nog of wat moet er weg en welke nieuwe dingen moeten er
komen? Dus over die verschillende onderdelen van beleid heen. Ik denk dat
met name dat van wezenlijk belang is waarbij gezegd moet worden dat ik
kan beamen wat door D'66 is gezegd, namelijk dat met het inzetten van steeds
meer commissies op deelterreinen het risico van verkokering toeneemt. Dat
is ook het afgelopen jaar in de discussie over de opzet van de commissie
welzijnsplanning nadrukkelijk aan de orde geweest en u heeft het uiteinde
lijk ook goedgekeurd dat de commissie koos voor het instituut van adviseur.
Dat wil dus zeggen dat op het moment dat er een commissie ouderenbeleid
is, er een afspraak zal zijn met de commissie welzijnsplanning die erop
neer zal komen dat er vanuit de commissie ouderenbeleid een adviseur deel
zal nemen aan de gesprekken in de commissie welzijnsplanning om op die
manier de directe contacten en de gedachtenuitwisseling zo optimaal mogelijk
tot stand te brengen. Dat zijn oplossingen in die zin zo gevonden en ik
denk dat het goed is om toch eerst enige tijd dat te laten functioneren
alvorens een oordeel uit te spreken. Aan de andere kant denk ik dat een
aantal suggesties van de VVD nog eens in de commissies besproken zouden
kunnen worden, zeker op het moment dat er een concreet voorstel ligt en
het overleg heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de discussie en de
voorzet van het college om met name de taakgroep algemene aspecten van het
milieu in de commissie welzijnsplanning als zodanig op te heffen en te
integreren in een nieuwe commissie milieu, samen met de commissie milieu-