25 juni 1987
- AO -
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, dit voorstel gaat vooral over het
1 petten-probleem'.Daar waar vele actieve burgers verschillende rollen in
onze samenleving vervullen, verschillende petten op hebben, wordt verondersteld
dat raadsleden minder zijn dan die andere burgers en hun rollen c.q. petten
niet uit elkaar kunnen houden. Dat lijkt mij echter zeer wel mogelijk,
zelfs lijkt het mij gewenst dat raadsleden midden in de samenleving staan
en dus rollen vervullen. Gelukkig doen ze dat dan ook. Meerdere raadsleden
zijn actief op cultureel gebied, in jeugdwerk, in de sport, op creatief
gebied of anders in de Soester samenleving. We merken daar geen problemen
op met de verschillende petten die ze hebben als burger, als raadslid,
als ouder, als sporter, als buurman, als jeugdwerker en noemt u zelf ook
maar op. Ook het college toont aan dat petten-problemen zeer wel beheersbaar
zijn als men én als ouder én religieus gebonden én financieel verantwoordelijk
is, het openbaar onderwijs wat betreft belangenbehartiging kan dienen.
Respect daarvoor, dat geeft aan dat petten-problemen zeer wel beheersbaar
zijn; leg het niet verkeerd uit. Dat betekent dat wij als raadsleden met
het petten-probleem hebben leren leven, zoals ook anderen dat hebben gedaan.
Nu kunnen we met dit voorstel twee dingen doen. Je kunt de stemmen tellen
die in deze raadszaal meetellen, óf je hoort de stemmen van diegenen die
wij hier vertegenwoordigen en houdt daar rekening mee bij de besluitvorming.
Dat laatste vraagt een zorgvuldigheid die wij nastreven. Waarom? Tot nu
toe blijkt dat de steun voor het voorstel van het college alleen maar in
deze raadszaal is te vinden. Formeel is dat genoeg, met de simpele macht
van het stemmen -een macht, die wij in deze samenstelling al drie jaar
hebben- kun je heel veel doen. Maar goed doen is anders dan alleen de
macht gebruiken die wij namens anderen hebben. Als we nu akkoord gaan met
het tot nu toe ongewijzigde voorstel van het college, negeren wij de inbreng
van alle medeburgers die tot nu toe hebben gereageerd op het voorstel of
op de nimmer behandelde discussienota uit 198A, die voor een deel nu tot
voorstelvorming heeft geleid. Wij willen dit niet negeren en de besluitvorming
zo inkleden dat recht wordt gedaan aan wat wij vaak noemen de mondige burger.
Een eindafweging nadat alle relevante informatie is ingebracht, zal onze
verantwoordelijkheid zijn. Dan pas. En die uitspraak zullen we dan moeten
respecteren. Over het voorstel enige opmerkingen, zonder de commissiebehande
ling over te willen doen. Uw voorstel vinden wij op dit moment -maar wij
beschouwen alles in uw voorstel- niet als een geruchtmakende zaak. Uw voorstel
is niet samenhangend, niet consequent en herkenbaar toegeschreven op een
al bij voorbaat gewenst doel. Immers, per situatie kan worden afgeweken
van een principe dat raadsleden geen pet op mogen hebben namens de gemeente.
De verantwoordingsplicht moet men aankunnen. Daar waar dat moet en dat
ook kan zal worden geregeld hoe men rapporteert. Daar ging het nu net om.
Jarenlang is vanuit deze raad aangedrongen op een regeling van al diegenen
die namens de raad ergens zitten, hoe wij betrokken kunnen worden, geïnformeerd
kunnen blijven op hun functioneren daarin namens ons, niet namens een partij,
niet namens een club of wat dan ook. Daar had het voorstel in moeten voorzien
en daar had u al jaren de tijd voor. Wij herhalen dan ook dat wij van u
eindelijk een concrete regeling verwachten die ook wettelijk verplicht
wordt voor de informatie- en verantwoordingsplicht van raadsleden in onder
andere gemeenschappelijke regelingen. Daarbij merken wij op dat niet de
kiezer een raadslid in de gemeenschappelijke regeling zet, maar de raad.
Aan de kiezer hoeft dat raadslid dan ook geen verantwoording af te leggen
over zijn werk daar, wél ten opzichte van de raad. Als het daar kan, dan
kan het ook op andere terreinen en in andere situaties. Op bladzijde 2
van uw voorstel wordt opgemerkt dat het gemeentebelang in bijvoorbeeld
een stichting al verre van duidelijk is. Geldt dat dan ook voor stichtingen
waarin bestuurders worden benoemd die voor de raad als buitenstaander worden
aangemerkt maar specialisten zijn op hun eigen terrein? In het voorstel
zijn her en der voordelen genoemd en her en der nadelen, soms al vóór die