17 september 1987 - 12 met name ook de inspraakreacties een rol zullen spelen bij de vraag in welke mate en hoe, welke problemen je tegen komt en of het tot nuanceringen moet leiden. Wat dat betreft denk ik dat er geen onduidelijkheid mag bestaan. Ik denk dat ik terecht kan aansluiten bij mijn collega met de opmerking dat in de discussie over de door hem aangekondigde activiteitennota van de kant van personeelszaken, waarvan dat positieve actieplan onderdeel zal zijn, u vanzelf kunt toetsen of naar uw idee op een verantwoorde wijze met die aanbevelingen rekening is gehouden. Wij geven aan dat we het doen en dan kunt u het in concreto toetsen of u er dan, aan de hand van die discussie, behoefte aan heeft om daar nader op terug te komen.Dat is denk ik ook het duidelijkst en het helderst, want dan gaat het om de dingen die je kunt realiseren, hoe je dat denkt te doen en wanneer. Heer MEILOF: Voorzitter, ik was er eigenlijk al een beetje bang voor dat het zou gebeuren, dat wethouder Van Logtenstein op een gegeven moment een indeling zou gaan maken in mensen die zeggen:we gaan wat te ver en anderen die zeggen:wij gaan niet ver genoeg. Ik voelde in zijn beantwoording van mijn opmerkingen al aan dat hij mij automatisch schaart onder de groep van 'wij gaan te ver' en dat ik dus een hart onder riem gestoken moet krijgen door de beantwoording in de trant van: zo hard lopen we niet van stapel. Daar ben ik helemaal niet zo gelukkig mee, ik denk dat we ten aanzien van het emancipatiebeleid wel degelijk hard van stapel moeten gaan. Alleen, op het goede niveau. Als we simpelweg als uitgangspunt nemen: er zijn te weinig vrouwen in het ambtelijk apparaat, zonder uit te zoeken of dat waar is... Of is misschien het uitgangspunt: het is pas goed als het 50%-50% is? Dat heb ik nog niet eerder gehoord, maar misschien is dat een levend uitgangspunt voor een aantal mensen. Omdat ik nog geen enkele uitgangs situatie heb gehoord, verwacht ik dat er iets op tafel zou moeten liggen waaruit blijkt hoeveel vrouwen we eigenlijk zouden moeten hebben wanneer het normaal is. Dus, dan moet je getallen hebben, getallen van mensen die werk zoeken. We hebben geen enkel gegeven, dus er is geen enkele uitspraak reëel mogelijk over het feit dat we te weinig vrouwen in ons ambtelijk apparaat hebben. En dan vind ik het gevaarlijk om daar verder een beleid op uit te stippelen. Mevrouw TOMASSEN: Tot mijn spijt heb ik niet erg duidelijke antwoorden gekregen. Van de heer Kingma een vaag verhaal waarin hij de brief bevestigt, de uitspraak in de brief. Maar ik heb gezegd dat het mij onduidelijk is. Wat doet u nu? Wat is de status van de notitie? Hoe combineert u dat nu? Hoe kunt u zich daarop baseren? Wethouder KINGMA: U zegt zelf -en u citeert de brief- het is een uitgangspunt Is dat niet duidelijk dan? Mevrouw TOMASSEN: Ja, maar u zegt daarbij tegelijk dat de inspraak ook een uitgangspunt is. Die twee dingen spreken elkaar soms tegen. Hoe gaat u dan kiezen? Dat kan toch niet! Verder heb ik gevraagd waarom er een uit zondering is gemaakt voor de inspraak van de g.m.r. van de schoolraad. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Straks komt er een onderwijsnota en dan gaan we praten over het personeelsbeleid bij het onderwijs en dan zegt u: ja, maar dat heeft u al aangenomen in die notitie. Baseert u zich dan op die stukken van de g.m.r.? Verder heb ik van u als voorzitter geen antwoord gekregen hoe het beleid zal zijn bij de brandweer en of u de op merking van de brandweercommandant ondersteunt of dat u vrouwen daar uit drukkelijk wilt uitnodigen om te solliciteren. VOORZITTER: Ik zal u meteen antwoorden op dat laatste punt. Ik verwijs naar wat ik eerder in de commissie a.b.z. heb gezegd, namelijk dat er wat

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1987 | | pagina 193