15 oktober 1987
- 16
even opmerken dat ik het wat jammer vind dat de heer Visser de bijbel
gebruikt als een boek om vrolijke noten uit te halen. Op zichzelf zegt
hij heel veel dingen die inderdaad waar zijn, dat de hond in de bijbel
een verachtelijk beest is, dat hij met mensen vergeleken wordt die een
verachtelijke positie innemen. Maar iemand die er op deze wijze over spreekt,
gebruikt het alleen om grappig te zijn. Dat vind ik pijnlijk voor degenen
die een bijbel als een uitermate waardevol boek zien dat waarde voor hun
hele leven heeft.
VOORZITTER; We leven in een vrij land en we mogen er rustig allemaal een
andere opvatting over hebben, als we maar respect hebben voor eikaars op
vatting. Ik denk dat dat het belangrijkste is en ik heb niet begrepen uit
de woorden van de heer Visser dat hij dat niet heeft. Op zichzelf heeft
hij daar best respect voor. Aan de andere kant vind ik wel dat je ook wel
eens een grapje mag maken.
Heer VISSER; Nee, het lijkt misschien grappig en ik ben natuurlijk gewoon
een grappige man, maar ik vind dat de bijbel niet alleen in de kerk gelezen
moet worden, maar gewoon door iedereen, waar dan ook. Het is een beetje
taboe om over de bijbel te praten en vooral om er uit te citeren. Dat is
natuurlijk niet 'in', dat komt wel weer. Ik voel me er niet door aangesproken
ik ben blij dat u dit zo even recht zet, voorzitter.
Heer MEILOF; Voorzitter, het citeren uit de bijbel, daar zal ik vanzelf
sprekend geen enkel probleem mee hebben, maar het gebruiken van de bijbel
om daarin een paar dingen aan te wijzen die richting het absurde gaan,
daar heb ik moeite mee.
VOORZITTERIk stel voor de discussie te beëindigen op dit punt. Het is
duidelijk hoe de opvattingen zijn.
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, ik heb beluisterd dat honden niet
in de hemel komen, maar als ik de heer Meilof mag geloven, dan zal de
heer Visser het ook niet ver schoppen. Maar, even terug naar het voorstel.
Het is inderdaad een voorstel dat is gebaseerd op mentaliteitsverandering.
Daar hebben we het over. Het is een voorstel dat gedragen moet worden door
mensen en inderdaad beluister ik dat ook van de meerderheid van u, het is
een zaak die we met z'n allen heel serieus moeten benaderen. Of je daar
nu het schepje wel of niet bij wilt betrekken, ik geloof dat het een aanzet
is die, als wij het serieus ondersteunen en over kunnen brengen, zeker
succes zal kunnen hebben.
VOORZITTEROm heel kort nog even te reageren op de suggestie van de heer
Van Gelder. Eigenlijk hoeven we dat niet af te spreken, want de raad kan
elk moment zijn eigen regels weer bijstellen. We hebben gezegd dat het
het hier om een proef gaat. Daarvoor hebben we die regels nodig. Dat heeft
u ook begrepen, dat begrijpt iedereen. Uiteraard moeten we aan het eind
van de proef niet alleen de feitelijke werking van het schepje kunnen vast
stellen en beoordelen, maar ook de werking van de regels. Dan komen we
daar dus ongetwijfeld nog wel een keer op terug. Maar op zichzelf is dat
dus bij het evaluatiemoment per definitie ingebouwd. Ik stel voor het voor
stel aan te nemen, met de kanttekening dat de VVD-fraktie toch nog bezwaar
heeft tegen het schepje?
Wethouder VAN LOGTENSTEIN; Er was een stem uit de VVD-fraktie die zei:
wij willen dat anders zien. Maar ik heb begrepen dat de meerderheid geen
bezwaar heeft om in ieder geval een middel tot opruiming verplicht te
stellen. Daar zou ik het toch bij willen laten.