19 februari 1987
- 2 -
6. Voorstel tot het verlenen van een krediet voor het uitvoeren van een controle
op de naleving van de Verordening hondenbelasting en tot vaststelling van
aangiftebiljetten.
Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, wij hebben geen bezwaar tegen dit
raadsvoorstel van 22.000,= maar een heleboel burgers vragen zich toch
af hoe het komt dat het geld van de hondenbelasting zomaar in gemeentekas
terecht komt en dat er eigenlijk weinig gedaan wordt aan de overlast die
honden veroorzaken. Menigeen zou graag willen dat het een soort doelbelasting
was waar ook iets tegenover staat. We hebben daar eind vorig jaar een motie
over aangenomen. Kunt u mij zeggen hoe het daarmee staat?
Wethouder VAN LOGTENSTEIN: Voorzitter, met de motie staat het natuurlijk
prima, want die is aangenomen en die is zelfs in uitvoering gekomen. In
een van de komende maanden, niet langer dan twee a drie maanden van nu,
zullen wij met een stuk concrete uitwerking komen. We hopen dat we dat
beleid in Soest dan kunnen gaan inzetten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
7. Voorstel tot het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel
10 van de Kampeerwet.
Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, in de verschillende commissievergaderingen
hebben we al gezegd dat u dit als een soort kapstok gebruikt, deze verordening,
om daarmee ook een stukje ruimtelijke ordening in vast te leggen, in casu
het wegbestemmen van dit gemeentelijke kampeerterrein. De commissie r.o.
heeft meen ik unaniem geadviseerd om die passages uit dit raadsvoorstel
te schrappen en u in overweging gegeven om dit raadsvoorstel te herschrijven.
Wie schetst onze stomme verbazing als wij een brief thuis krijgen waarin
het college van B&W volhardt in de tekst zoals die nu voor ons ligt en
het advies van de commissie r.o. naast zich neerlegt. Kunt u mij daar ophel
dering over verschaffen?
Mevrouw STEKELENBURG; Voorzitter, een soortgelijke vraag wilde ik ook stellen,
dus ik wacht even uw antwoord af.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, het klopt dat in een aantal commis
sies deze passage aan de orde is geweest. Ik heb daar toen ook gezegd dat
de reden waarom deze passage erin is gekomen dezelfde is als nu ook in
de stukken staat. Het is wel zo dat inderdaad in de commissies de indruk
is gewekt dat men eigenlijk 'raadbreed' deze passages er liever uit had.
Als de raad het op prijs stelt, denk ik dat het college de passages eruit
zou moeten laten.
Heer VISSER: Kan het college mij dan iets meer inlichtingen geven over
de motieven waarom deze passage is blijven staan? De wethouder van r.o.
heeft volkomen gelijk met wat hij net zegt en stelt en daarom wil ik ook
de raad voorstellen om alsnog zo te beslissen. Maar ik ben zeer benieuwd
naar de motieven. Is dit eenminderheidsstandpunt van de wethouder of is
het een doordrammen van andere collegeleden? Wat zit erachter?
Wethouder PLOMP: Noch een minderheidsstandpunt, mijnheer de voorzitter,
noch doordrammen. De reden waarom het is gebeurd staat in de brief, die
hoef ik dus niet nader toe te lichten. Verder verwijs ik u naar wat ik
in eerste instantie heb gezegd.
VOORZITTER: Daarmee is de discussie afgerond. Akkoord met het voorstel?