19 februari 1 987
- 9 -
waren we een of twee dagen daarna door de Raad van State terecht gewezen
via deze schorsing. Zo is het gegaan en niet anders. Als er dan in de stukken
wordt gezegd namens appellant dat er ambtelijk en politiek de indruk bestond
dat er mogelijk wat te regelen was -ik vertaal het even vrij- dan zijn
dat woorden die volstrekt ter verantwoordelijkheid van de appellant zijn
en daar kan niemand anders op worden aangesproken. Het is wel zo dat een
soortgelijke opmerking ook in eerdere instantie in mijn richting is gemaakt
door de advocaat van appellant en ik heb dat toen ver van mij geworpen
en gezegd dat op deze wijze niet geopereerd kan worden. Toen is gezegd
dat appellant nog niet precies op de hoogte was van de gang van zaken bij
de gemeente. Ik heb toen de advocaat meegedeeld dat ik ervan uitging dat
een advocaat dat wel wist en dat een advocaat dus niet dit soort zaken
van appellant zomaar kon overnemen, omdat het natuurlijk volstrekt onbewijsbaar
is en volstrekt onjuist is, bovendien de woorden van appellant zelf zijn.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat wij bij het behandelen van stukken
als deze als college een bepaalde terughoudendheid in acht moeten nemen.
We hebben daar indertijd afspraken over gemaakt dat wij niet weer een zaak
naar voren zullen halen die eenmaal in de commissie voor de beroepschriften
is behandeld. Ik denk dat de commissie voor de beroepschriften een duidelijke
uitspraak heeft gedaan waar op dit moment ik verder niets aan toe te voegen
heb.
Mevrouw GREEFHORST: Misschien mag ik een kleine aanvulling geven op hetgeen
de heer Ebbers gezegd heeft. Inderdaad is dit in de commissie ruimtelijke
ordening aan de orde geweest, maar slechts gekoppeld aan een eventuele
uitbreiding van de horecafunctie naar het pand 35. Toen is die duidelijke
uitspraak gekomen van de meerderheid van de commissie ruimtelijke ordening:
als dat gebeurt, dan de terrasoverkapping weg. Dus het was niet zozeer
het terras dat toen aan de orde was dan wel de koppeling.
Wethouder PLOMP: De koppeling is door de commissie gelegd. Daar moeten
geen misverstanden over bestaan.
Heer VERHEUS: Voorzitter, de heer Ebbers zegt terecht dat het een zaak
van de beroepschriftencommissie is, dat begrijp ik ook wel, maar ik heb
toch duidelijk gevraagd naar het standpunt van het college met betrekking
tot de voorgeschiedenis. De wethouder heeft wel het een en ander toegelicht,
maar dan ben ik het met de heer Visser eens dat we bijvoorbeeld de zinsnede
(en dat is dan naar de beroepschriftencommissie toe) waarin staat dat appel
lant steeds te goeder trouw is geweest, niet begrijpen. Als dat inderdaad
letterlijk bedoeld wordt dan weet ik ook echt niet meer wat te goeder trouw
is. Maar nogmaals, een tweetal leden zal met de commissie voor de beroep
schriften meegaan, de rest stemt tegen dit voorstel.
Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, al is het alleen maar om vanuit deze
kant een duidelijk signaal te geven dat wij absoluut bezwaar hebben tegen
het illegaal bouwen, of het bouwen zonder vergunning, zullen ook wij tegen
het voorstel van de beroepencommissie stemmen.
Heer MEILOF: Voorzitter, er is op geen enkele wijze geantwoord op twee
of drie vragen die richting sancties gingen. Is het denkbaar dat er halver
wege of achteraf op enerlei wijze ook een sanctie is, zodat de aantrekke
lijkheid van deze werkwijze verdwijnt? Als de aantrekkelijkheid blijft
zoals die er nu is, dan ga ik ook twijfelen en voel ik mij genoodzaakt
om tegen te gaan stemmen, terwijl ik dat niet van plan was.
Heer BOERKOEL: Ik heb een paar antwoorden gemist, mijnheer de voorzitter,
in de antwoorden die de wethouder heeft gegeven op vragen aan het college