17 december 1987
- 6 -
dit gebeuren is kleiner, omdat onze partij daarin geen vertegenwoordiging
kent. Dat is dan ook één van de punten die voor mij in dit geheel zwaar
wegen. Wij hebben als raad vooraf een beslissing genomen om te onderzoeken
een nieuwe structuur, waarbij vooral als tweede het aspect dat de betreffende
raadscommissie zich inhoudelijk met sportzaken zal gaan bemoeien één van
de doelstellingen is geweest waar nu aan gewerkt werd, vóór deze nieuwe
structuur. In agendapunt 5 komen we een voorstel voor een nieuwe structuur
tegen, dat is dan B. Daarin is dat niet herkenbaar. De vorm zal wat dat
betreft gelijkelijk kunnen verlopen aan de huidige situatie. Dat is mijn
grote bezwaar. Als er vanavond nog helder wordt dat er binnen die structuur
een vorm te vinden is waarin toch duidelijk is dat de politiek zijn politieke
betrokkenheid -de brede politiek, dus alle partijen- via een raadscommissie
kenbaar kunnen maken en zij daar hun stem in hebben, dan kan ik er misschien
nog voor zijn. Maar zoals de vorm nu voor mij ligt, zal ik er tegen moeten
zijn. Het in eerste instantie tot stand laten komen van een commissie ad
hoe om de verdere zaken tot stand te laten komen, daar ben ik een voorstander
van. Wat betreft voorstel 17, de voorlopige tussenstructuur, waarbij degenen
die werken bij de Sportstichting in dienst komen van de gemeente, daar
kan ik mij geheel achter stellen als tijdelijke vorm.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot het standpunt
dat ik namens het college ook zou verkondigen naar aanleiding van dit punt
het volgende. Het standpunt zoals vanavond in de laatste brief van B&W
is verwoord, dat is voor wat mij betreft een poging om uit de impasse te
komen. Belangrijk voor mij en voor het college is dat de partijen met elkaar
in gesprek blijven. Ik denk dat wij allen de verantwoordelijkheid hebben
om in ieder geval als raad en als college in gesprek te blijven met de
burgers van Soest, in welke groepering zij zich ook met ons in verbinding
stellen. De brief geef in de gegeven omstandigheden de mogelijkheden aan
om een samenhang en een synthese tot stand te brengen tussen het werken
in de nieuwe organisatiestructuur per 1 januari 1988 met het personeel
van de Sportstichting en daarbij rekening te houden met de bestuursstructuren
van de sport, waarbij de bestuurlijke verantwoordelijkheid en zeggenschap
van de stichtingsbesturen overeind blijven. Zo wordt het ook in de brief
verwoord, daar sta ik ook volledig achter. Om bepaalde taken uit te voeren,
op welk terrein dan ook, moet men mensen ter beschikking hebben. Ik denk
dat de sport ook de zekerheid moet hebben dat zij mensen ter beschikking
hebben voor bepaalde werkzaamheden om die uit te voeren. De sport is wat
dat betreft in het vrijwilligerswerk een bepaalde uitzondering. Bij de
sport werken nu eenmaal geen gesubsidieerde beroepskrachten. Vandaar dat
met name bij de sport ook ambtelijke ondersteuning van het allergrootste
belang blijft.
In agendapunt 5 van de raadsagenda ligt naar mijn mening, naar onze mening
de mogelijkheid besloten voor verder overleg en verdere afspraken. Ik hoop
en verwacht dat de raad en het college mij daartoe ruimte bieden, zonder
zich -zoals in het voorstel staat- al op voorhand vast te leggen op wat
wel en wat niet geregeld moet worden.
Het is, mijnheer de voorzitter, dames en heren, een complexe materie. Dat
hebben wij de laatste tijd wel gemerkt en ik merk dat ook in contacten
naar buiten met mensen die mij benaderen met de vraag wat er nu precies
aan de hand is. Daaruit blijkt dat het nogal een complexe zaak is. Welnu,
wij hebben daar nu dan een commissie ad hoe voor, waarvoor al één lid zich
heeft aangemeld. Ik hoop dat ook anderen nog zullen aangeven in de commissie
ad hoe te willen plaatsnemen. Een commissie ad hoe die, als het aan mij
ligt, maar ik neem aan ook aan de raad, nauw betrokken zal worden en blijven
bij de materie en straks ook binnen het aangegeven tijdpad met voorstellen
moet komen, in ieder geval moet zorgen dat de zaak verder wordt afgehandeld.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat die commissie ad hoe snel zal kunnen