17 december 1 987
- 10 -
de hoofden bij elkaar gestoken. Het resultaat komt erop neer dat we gaan
onderhandelen over model B, waarbij de brief van 15 december mede uitgangs
punt is, dus onderdeel uitmaakt van het raadsvoorstel. Daar staan duidelijke
dingen in, duidelijke afspraken. Het personeel dat in de hiërarchie van
het nieuwe gemeentelijke apparaat wordt ingepast -dat staat trouwens ook
duidelijk in de brief- waar dat werkzaamheden verricht of verrichten moet
voor de sport, heeft dat uiteraard voorrang, dat ligt voor de hand. Nu
is er gevraagd over de commissie ad hoe of het vergaderen openbaar of besloten
moet. Ik dacht dat het het beste zou zijn om dat toch maar openbaar te
doen, tenzij het over personen gaat, maar dat is de normale gang van zaken.
Ik zou mij ook best kunnen voorstellen dat de commissie op een gegeven
moment ook besloten zal moeten vergaderen wanneer de tactiek of de strategie
dat zou vereisen. Dat zou zich best kunnen voordoen. Voor alle duidelijkheid:
wij beschouwen die commissie dus als een raadscommissie, een soort klankbord
van het college naar de commissie en omgekeerd, dus met een wisselwerking.
Ik dacht dat als we die strategie uitvoeren, met uw brief van 15 december
en het raadsbesluit, de raadsbesluiten moet ik eigenlijk zeggen, dan moeten
we in die context het college de onderhandelingen insturen. Ik heb het
al gezegd, ik wil het toch voor alle duidelijkheid neg een keer herhalen:
v/ij hebben alle vertrouwen in de persoon van de heer Plomp dat hij deze
operatie met het college, want het is een collegezaak, tot een goed einde
zal brengen, mijnheer de voorzitter.
Heer KRIJGER: Er blijft mij één ding onduidelijk. Er wordt steeds gesproken
over personeel wel of niet in gemeentedienst. Gaat dat overplanten nu op
grond van statutenwijziging of op basis van overleg, waarna de statuten
worden aangepast? Wilt u dat als college nog toelichten?
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, ik heb straks gezegd dat mijn
oorspronkelijke standpunt voor wat betreft de statuten zodanig was aangepast
dat ik heb gezegd: ik heb die concessie willen doen zodat agendapunt 17
aan de orde is. Ik heb tevens gezegd dat ik hoop dat de sportbestuurders
aan de andere kant van de tafel zullen blijven komen. Ik heb enige signalen
gekregen dat wat dat betreft de zaak mogelijk discutabel wordt. Ik wil
dat hier echt in het midden brengen.
VOORZITTER: Dan wil ik nu de discussies afronden en overgaan tot stemmingen.
We beginnen bij voorstel nummer 5, RV 87-227 betreffende de nieuwe overleg-
en bestuursstructuur voor de sport. Dat voorstel, zoals de heer Verheus
dat heeft verklaard, dat moet worden gezien in het licht van de brief van
15 december 1987 en die van 10 december; de een is een vervolg op de andere.
Dat is nu op dit moment aan de orde voor wat de stemming betreft.
Voor wat de openbaarheid betreft, daar dient een kanttekening bij te worden
gemaakt. Het voorstel van het college was dat de besprekingen van de ad
hoe commissie niet in de openbaarheid zouden plaatsvinden. Nu wordt dus
door de overgrote meerderheid van de raad gezegd: doe het maar openbaar,
alleen op die momenten waarop u denkt dat het verstandig is -vanuit een
oogpunt van tactiek en onderhandeling- om dat in beslotenheid te doen,
dan heeft u die ruimte. Aldus moet deze brief dus gelezen worden en ik
denk dat wij daar van onze kant geen problemen mee hebben. Daar zijn we
het wat dat betreft dus over eens.
Heer KRIJGER: Een korte toelichting, mijnheer de voorzitter. Een voorstel
wordt gedaan zoals we dat voor ons hebben liggen en bij elk overleg kun
je meningen en standpunten en brieven betrekken. Maken de brieven nu deel
uit van het raadsvoorstel? Want dan moet ik een onderscheid maken: wij
zijn niet tegen het raadsvoorstel, wel tegen de toevoegingen.