- 10 -
16 april 1987
-11 -
baanbrekend werk voor het protestantse volksdeel, dat volgend jaar een
EO-week wil organiseren en niet te vergeten de socialisten het jaar daarop
die misschien ook wel een week de lanen op, de paden in willen. Want hoe
meer mensen je op de been kan brengen, hoe beter blijkbaar het feest voor
dit gemeentebestuur geslaagd is. Ik blijf daarop tegen, mijnheer de voorzitter.
Ik zal dan ook in mei niet met uw voorstel meegaan.
Heer POTHUIZEN: Twee kleinigheidjes. Voor wat betreft het Landjuweel: ik
vind inderdaad dat het antwoord van de wethouder niet bevredigend is. We
zullen niet tegen de post stemmen, maar we willen in de commissie bedrijven
nog wel eens praten over hoe die toerekening van dit soort voorzieningen
van gemeentewerken aan de ene organisatie wel of aan de andere organisatie
niet plaatsvindt. Dan toch nog maar even naar het wat meer principiële
punt. Ik heb dat dit keer willen vermijden, maar het is door anderen weer
aangesneden: als u zo graag ideeën wilt hebben over de nota financieel
beleid, dan moet u maar eens een tweede versie maken, dan kunnen we er
weer eens over van gedachten wisselen. Want dan kunnen we de praktijk weer
in overeenstemming brengen met de theorie.
Heer BOERKOEL: Mijnheer de voorzitter, ik neem aan, omdat er niet gereageerd
wordt op het hoofdstuk areaaluitbreiding, dat dat terugkomt bij de begroting
en de financiële onderbouwing daarvan alsnog wordt gegeven. Waar het gaat
om het levensbeschouwelijk onderricht zegt de wethouder een verslag te
hebben van de directeuren en via het G.M.R. concludeert hij dat de ouders
ook voorstander zijn van het godsdienstonderwijs. Ik denk dat dat iets
gekleurd weergegeven is. Wij hebben in ieder geval geen verslag van directeuren
gezien in de leeskamer. Ik denk dat het onvoldoende is om te duiden op
het G.M.R. en dan te zeggen: dus de ouders zijn vóór godsdienstonderwijs.
We hebben afgesproken een onderzoek in te stellen naar de behoefte aan
levensbeschouwelijk onderwijs. Zoals dat nu gebeurd is, is niet de juiste
wijze die afgesproken is in het lijsttrekkersoverleg. Derhalve zal er eerst
wat ons betreft, duidelijkheid moeten zijn over wat de ouders willen. U
heeft het ook over de V.O.O., maar dat is een rapportage van 1982, dacht
ik, in ieder geval een hele oude. Ten aanzien van de Wieksloterweg, mijnheer
de voorzitter, zal ik straks graag bij het stuk dat dan voor ons ligt,
daar op terugkomen. Ten aanzien van Job Creation is het duidelijk dat de
wethouder voor werkgelegenheid zegt dat nauwlettend te zullen volgen en
dat de pers dat zeker zal doen. Dat was echter een onderdeel van de vraag
die ik stelde. De andere vraag ten aanzien van dat punt was om dat bijvoor
beeld uit de post incidenteel te doen, zodanig dat de gelden ter beschikking
blijven voor de stimulering van de werkgelegenheid. Dat antwoord heb ik
niet gekregen.
Heer VERHEUS: Voorzitter, ik heb begrepen uit het antwoord van de wethouder
van ruimtelijke ordening dat hij inderdaad wat betreft de tijd in dezelfde
termen denkt als wij. Hij zegt dat er in oktober (ik neem aan van dit jaar)
plannen zullen komen. Die wachten wij dan af. Toch nog een korte opmerking
over dat godsdienstig of levensbeschouwelijk onderwijs. Als de heer Boerkoel
zegt nog niet van de wenselijkheid of de noodzakelijkheid en het nut overtuigd
te zijn omdat er te weinig stukken voorhanden waren om dat te kunnen beoordelen,
waarbij hij zelfs de visie van de medezeggenschapsraden in twijfel trekt,
dan vraag ik mij af wat hij wel onder een onderzoek verstaat.
Heer BOERKOEL: U interpreteert niet juist, mijnheer Verheus.
Heer VERHEUS: Als de medezeggenschapsraden, in deze vertegenwoordigd door
de G.M.R., dat voorstel ondersteunen dan mag je toch van een zekere mate
van respresentativiteit wat de ouders betreft wel spreken.