16 juni 1988 - 6 - naar het bestuur van de bibliotheek en ik daar begrepen heb dat het bestuur best in kan stemmen met het voorstel zoals dat er nu van het college ligt, maar het meer principiële punt is: aan het eind van het jaar maken wij de jaarstukken op, die leveren wij in en wij willen eigenlijk graag een vorm van decharge zien zodat er van de kant van de gemeente duidelijk gemaakt wordt dat wij op een verantwoorde manier met gemeenschapsgeld zijn omgegaan. Ik stel eigenlijk voor om dat punt, maar dan in veel breder kader van hoe gaan wij er nu mee om als aan het eind van het boekjaar de spullen terugkomen en de diverse gesubsidieerde verenigingen en instellingen hun jaarrekeningen zijn goedgekeurd; op welke wijze dechargeren wij die dan. Dat zou ik graag nog een keer terug willen zien in de commissie welzijn. Die toezegging zou ik van het college willen hebben. Wethouder KINGMA: Ik kan het u hier ook uitleggen, maar als u dat liever in de commissie heeft, dan vind ik het ook best. In ieder geval is het zo dat de afdoening van die rekeningen gemandateerd is aan het college en dat de instellingen keurig een briefje ontvangen waarin staat wat de uitkomst van een en ander is. Over het algemeen wordt dat ter inzage gelegd voor de raadscommissie. Als er dan aanleiding is om te reageren, dan behoort dat tot de mogelijkheden. Doen er zich bijzondere situaties voor, dan is de gewoonte om dat niet af te doen met een enkel briefje, maar dat betekent automatisch dat er discussie plaats vindt zoals onder andere bij de laatste jaarrekening van de bibliotheek heeft plaatsgevonden. Heer BAKSDe wijze waarop is mij duidelijk, voorzitter, maar misschien kunnen we in de commissie nog een keer praten over de manier waarop die briefjes, zeker qua inhoud, dan naar de instellingen gaan. Gewoon als agendapunt Wethouder KINGMA: Ik vind het best. VOORZITTER: Als we dan nu maar het voorstel goedkeuren. Ik constateer dat iedereen dat wil, ook de heer Baks. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Voorstel tot wijziging van de bestuursstructuur voor de sport en opheffing van de Stichting Zwembaden Soest. Heer VERHEUSMijnheer de voorzitter, mede namens de fracties van PvdA, D'66 en Progressief Soest, wil ik bij dit agendapunt een paar opmerkingen plaatsen. Toen deze raad een jaar geleden met overgrote meerderheid het besluit nam om in het kader van de gemeentelijke reorganisatie politieke vertegenwoordigers uit de diverse stichtingsbesturen terug te trekken, is er voor wat betreft de Sportstichting nogal wat commotie ontstaan. De sportbestuurders verweten en verwijten de raad en het college dat zij zich te autoritair opstellen. Daarbij wordt echter voorbij gegaan aan de realiteit dat een democratisch genomen beslissing ook moet worden uitgevoerd. Een beslissing bovendien, die in het collegeprogramma voor deze raadsperiode was te voorzien. Vijf van de zes politieke partijen waren het daarover eens. Om echter tot een unaniem en voor alle partijen aanvaardbaar collegeprogramma te komen, is toen besloten om de reorganisatie van de Sportstichting in het bredere kader van de gemeentelijke reorganisatie te plaatsen. Van de kant van de sportbestuurders moet men het dan ook niet doen voorkomen alsof er door PvdA, D'66, Progressief Soest en CDA een overval op de sport wordt gepleegd. Wat wij beogen is een nieuwe stichting, zonder politieke

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 155