16 juni 1988
- 32 -
afronding komt en dat we dan over de inhoudelijke kant van het voorstel nog
eens even rustig verder praten.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats zou ik dan nog
willen opmerken dat de brief van de fractie van de PvdA ons woensdagmiddag
heeft bereikt, dat maandagavond de brief aan de pers is verstrekt en dat
dinsdag tijdens de collegevergadering op geen enkele wijze gewag gemaakt is
van het bestaan van deze brief. Ik moet zeggen dat ik dit een uitermate te
betreuren procedure vind. Ik vind dat als men maandagavond een brief aan
de pers geeft en men weet dat er dinsdag een collegevergadering is, dat dan
in ieder geval die brief dinsdag in de collegevergadering aanwezig moet
zijn en dat die niet pas woensdagmiddag op de tafel van de secretaris
gevonden moet worden. Ik denk dat dat voor de goede verhoudingen tussen
college en raad niet bepaald bevorderlijk is. Dat is het eerste wat ik wil
opmerken.
Wethouder KINGMA: En het tweede wat ik wil opmerken, is dat over het
algemeen een wethouder geen postbode is.
Wethouder PLOMP: Dat moet hij met zijn eigen fractie afspreken. Ik heb de
collega-wethouder geen enkel verwijt gemaakt, ik denk dat dat een zaak is
van de fractie-voorzitter. Bovendien hadden we afgesproken, tenminste, dat
is mijn intentie, om binnen het college zoveel mogelijk te proberen elkaar
op de juiste wijze te informeren en zeker niet voor de voeten te lopen. Dat
is mijn bedoeling met de opmerking zeker niet geweest.
Wethouder KINGMA: Dan wil ik op dit moment zeggen
VOORZITTER: Nou komt ik ertussen en nu wil ik niets meer erover horen. De
rest van de discussie wordt in het college gevoerd.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, dat dus voor wat betreft de
opmerking die ik moet maken met betrekking tot het moment waarop ik in het
bezit kwam van de brief. Vervolgens moet ik constateren dat in de brief
onjuistheden staan die daar niet in hadden hoeven te staan, omdat de
fractie van de PvdA reeds in het bezit was, zoals zij zelf ook zei, van het
stuk van het college en dan is het ongepast en onbehoorlijk om in een brief
aan de raad te schrijven: "het afgeven van een blanco cheque". Er is geen
blanco cheque
Heer VAN GELDER: Welk stuk doelt u op als u zegt dat het stuk van het
college in ons bezit was?
Wethouder PLOMP: U heeft een stuk van het college in uw bezit, zoals u ook
in de eerste zin van uw brief schrijft: "Onze fractie heeft zich tijdens
haar vergadering van 13 juni beraden over uw voorstel Dat heeft u
dus
Heer VAN GELDER: Die aanvullende brief waarin staat dat dat geld voor fase
II etc. nog niet uitgegeven is, heb ik vanavond ontvangen.
Wethouder PLOMP: Ik ben van mening dat op het moment dat u over deze zaak
sprak, er in het stuk -u heeft het voor u liggen- een duidelijke
uitsplitsing is van het voorbereidingskrediet en u kunt dan niet spreken
van een blanco cheque. Er staat een uitgebreide uitsplitsing en ik vind het
dan onjuist om het zo te stellen.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik nu een poging moet doen om in ieder